Ruime VPB-vrijstelling voor stichting en vereniging

9 februari 2022 | Door redactie

Stichtingen en verenigingen die nog geen vijf jaar bestaan en belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting (VPB) kunnen profiteren van een ruimere vrijstelling. Dit blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.

Stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven, vallen in principe onder de VPB en zijn belastingplichtig. Bij lage winsten kan een organisatie wel profiteren van een vrijstelling voor de vennootschapsbelasting (VPB). Hiervoor gelden 2 grenzen:

  • de winst is maximaal € 15.000 per jaar;
  • de winst is maximaal € 75.000 in 5 jaar.

De Hoge Raad moest zich uitspreken over deze vrijstelling voor een organisatie die minder dan 5 jaar bestond. In tegenstelling tot het gerechtshof vond de Hoge Raad dat de pro-rata-benadering niet van toepassing was. Dit betekent dat een organisatie het tweede winstplafond niet naar rato van het aantal bestaansjaren hoeft toe te passen.

Gerechtshof wil herrekening winstplafond

In dit arrest ging het om een vereniging die in 2009 was opgericht. Met de belaste prestaties behaalde de vereniging een winst van € 9.884 (2010), € 28.443 (2011) en € 31.414 (2012). Met de Belastingdienst ontstond een discussie over de toepassing van de winstvrijstelling. De Belastingdienst wilde de winstgrenzen herrekenen (pro rata) en stelde het winstplafond op € 45.000 (3/5 van € 75.000). Het gerechtshof was het eens met de Belastingdienst. Er was een herrekening nodig van het winstplafond en daardoor viel deze vereniging niet onder de vrijstelling. De vereniging ging in cassatie bij de Hoge Raad.

Letterlijke uitleg van de wettekst

De Hoge Raad vond de uitleg van de Belastingdienst begrijpelijk, maar niet volgens de letterlijke uitleg van de wettekst. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt niet dat er een andere berekening van de vrijstelling geldt als de organisatie minder dan 5 jaar bestaat of minder dan 5 jaar een onderneming drijft. De winstdrempel van € 75.000 blijft dus in stand en de vrijstelling is van toepassing voor deze vereniging.
Hoge Raad, 21 januari 2022, ECLI (verkort): 51