Hoge Raad oordeelt tweemaal over slapend dienstverband

14 november 2022 | Door redactie

Drie jaar nadat de Hoge Raad met het zogenoemde Xella-arrest een bom legde onder het ‘slapend dienstverband’, heeft het hoogste rechtsorgaan wederom twee belangrijke arresten gewezen over het thema. Ditmaal over de reikwijdte van het Xella-arrest.

Een werknemer heeft een slapend dienstverband als zijn werkgever hem niet ontslaat na twee jaar van arbeidsongeschiktheid, terwijl hij daartoe wel bevoegd was. De werknemer heeft dan geen recht meer op loon, terwijl de werkgever (op dat moment) ook de transitievergoeding niet hoeft uit te betalen. Kern van het Xella-arrest in 2019 was dat een werkgever een werknemer in principe niet tegen zijn zin ‘slapend’ in dienst mag houden, om zo de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. De Hoge Raad vond hierbij de Wet compensatieregeling transitievergoeding van belang. Deze wet biedt recht op compensatie voor transitievergoedingen die werkgevers sinds 1 juli 2015 hebben betaald bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.

Geen compensatie volgens de letter van de wet

Voor een nieuw arrest boog de Hoge Raad zich over de vraag of een werkgever alleen moet instemmen met een beëindigingsverzoek van een werknemer als hij aanspraak kan maken op compensatie van de transitievergoeding. Volgens de letter van de wet zou een werkgever namelijk geen compensatie ontvangen voor een werknemer met een slapend dienstverband die al vóór 1 juli 2015 twee jaar ziek was en ontslagen kon worden (ook wel ‘diepslapers’ genoemd). De Hoge Raad oordeelde dat voor het recht op compensatie de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst telt. Dit komt overeen met het oordeel van de Centrale Raad van Beroep eerder dit jaar. Omdat de werkgever volgens de rechters wel recht op compensatie heeft, moet hij ook instemmen met een verzoek tot de beëindiging van het dienstverband van een diepslaper en een semi-diepslaper.

Wet werd niet gepubliceerd ten tijde van weigering

In een ander arrest boog de Hoge Raad zich over de vraag vanaf welke datum een werkgever verplicht is om in te stemmen met een beëindigingsverzoek van een ‘slaper’. De Hoge Raad oordeelde uiteindelijk dat dit pas is op of ná de publicatiedatum van de Wet compensatieregeling transitievergoeding (20 juli 2018).
De uitspraken betekenen dat een werkgever alleen verplicht is in te stemmen met het beëindigen van een slapend dienstverband als een werknemer op of ná de publicatiedatum van de Wet compensatieregeling transitievergoeding (20 juli 2018) een verzoek heeft ingediend om zijn slapende dienstverband te beëindigen (en hij geen redelijk belang heeft bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst), maar wel ongeacht of het dienstverband vóór of ná 1 juli 2015 slapend is geworden.
Hoge Raad, 11 november 2022, ECLI (verkort): 1575
Hoge Raad, 11 november 2022, ECLI (verkort): 1576