Een werknemer die een op non-actief gestelde collega vertrouwelijke bedrijfsgegevens doorstuurt, kan zijn geheimhoudingsbeding overtreden. En daarmee verspeelt hij mogelijk zijn recht op de transitievergoeding.
Een werknemer kan voordat hij uit dienst treedt nog wat bedrijfsgegevens meenemen door deze te versturen naar een privé e-mailadres. Dat is niet per se verboden. In een recente zaak bij het hof in Den Bosch was er sprake van een variant: een werkneemster verstuurde bedrijfsinformatie ook naar een privé e-mailadres van een naaste collega. Deze collega was haar zus, die op non-actief was gesteld vanwege een arbeidsconflict met de werkgever. Hierin was ze verzeild geraakt nadat haar partner onverwachts was overleden.
Toen de werkgever ontdekte dat de werkneemster een groot aantal bestanden en e-mails naar privé e-mailadressen van haar zus en zichzelf had gestuurd, schorste hij de werkneemster. De werkgever tekende met de zus een beëindigingsovereenkomst en diende voor de betreffende werkneemster een ontbindingsverzoek in wegens verwijtbaar handelen. De werkneemster zou in strijd hebben gehandeld met het principe van goed werknemerschap, haar geheimhoudingsbeding, de cao en een gedragscode. De kantonrechter besloot te ontbinden, maar op basis van een andere grond: een verstoorde arbeidsverhouding. De werkgever moest de transitievergoeding gewoon ophoesten.
Het hof ging hier in hoger beroep niet in mee. De werkneemster beweerde dat ze haar zus had willen helpen, maar dat verklaarde niet waarom ze allerlei vertrouwelijke (financiële) gegevens – die in het conflict van haar zus geen meerwaarde hadden – naar de privé e-mailadressen had gestuurd. Met haar handelen overtrad ze haar geheimhoudingsbeding (tool). Volgens het hof had ze door het versturen van de e-mails aan haar op non-actief gestelde zus zonder goede reden bedrijfsgevoelige informatie buiten de organisatie gebracht. De werkneemster kon niet onderbouwen dat haar handelen niet (ernstig) verwijtbaar zou zijn omdat ze uit emotie had gehandeld. Het hof oordeelde dat ze haar transitievergoeding van € 20.000 moest terugbetalen, met wettelijke rente.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 1 maart 2018, ECLI (verkort): 850