Na een dienstverband van precies twee jaar heeft een werknemer geen recht op een vast contract, maar wél op een transitievergoeding als hij uit dienst treedt. Dit blijkt ook uit een recente uitspraak.
Als een werkgever wil voorkomen dat een werknemer met een tijdelijk contract in vaste dienst komt, moet hij ervoor zorgen dat het dienstverband maximaal twee jaar duurt. Duurt het dienstverband langer, dan geldt het laatste contract als een vast contract. Een werkgever moet wel beseffen dat hij na het niet verlengen van een tweede jaarcontract – om een vast dienstverband te voorkomen – een transitievergoeding moet betalen aan de vertrekkende werknemer. In een zaak bij Rechtbank Limburg was een werkgever de fout ingegaan.
Een werknemer was op 11 augustus 2014 in dienst getreden. Na zijn eerste jaarcontract volgde een tweede jaarcontract, waarin stond dat het contract op 10 augustus 2016 zou eindigen. De werkgever hield zich aan de aanzegplicht (tool) door op tijd aan te geven dat het dienstverband op 10 augustus ten einde zou komen en dat die dag de laatste werkdag zou zijn. De werknemer kreeg geen transitievergoeding uitbetaald, omdat het dienstverband geen twee jaar zou hebben geduurd en de vergoeding bovendien pas verplicht zou zijn bij een dienstverband van langer dan twee jaar.
De kantonrechter oordeelde ten eerste dat duidelijk was dat het dienstverband exact twee jaar had geduurd. Ten tweede gaf de rechter aan dat de wettelijke bepaling waarin staat dat de werkgever de transitievergoeding (tools) verschuldigd is bij een dienstverband van ‘ten minste 24 maanden’, taalkundig niet anders kan worden uitgelegd dan dat de werkgever de vergoeding ook moet betalen na exact 24 maanden. De werkgever was het op basis van jurisprudentie en een aantal teksten uit de wetsgeschiedenis daar niet mee eens, maar die teksten waren te selectief gekozen, onvolledig of onjuist. Om de transitievergoeding te voorkomen, had het contract op 9 augustus moeten eindigen.
Rechtbank Limburg, 9 maart 2017, ECLI (verkort): 2220