Weer een rechter die slapend dienstverband beëindigt

2 augustus 2019 | Door redactie

De rechtspraak over het slapend dienstverband blijft wat wisselvallig. Onlangs veroordeelde de kantonrechter in Arnhem een werkgever om een slapend dienstverband te beëindigen en de transitievergoeding te betalen.

Houdt een werkgever een werknemer na twee jaar ziekte in dienst, terwijl er geen sprake meer is van arbeid en loon, dan is het dienstverband ‘slapend’. De werkgever kan zo proberen de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. Hoewel het slapend dienstverband vervelend is voor de werknemer, is de werkgever niet wettelijk verplicht de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Ook de Wet compensatie transitievergoeding, die vanaf 1 april 2020 een compensatie van de transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid regelt, zorgt niet voor die verplichting. Maar het slapend dienstverband kan wel in strijd zijn met het goed werkgeverschap.

Groot belang bij beëindiging slapend dienstverband

In een kort geding bij Rechtbank Gelderland oordeelde de kantonrechter dat het niet opzeggen van de arbeidsovereenkomst en het niet betalen van de transitievergoeding in strijd was met wat van de betrokken verzekeraar als goed werkgever verwacht mocht worden. De omstandigheden speelden hierbij een rol. De werkneemster in deze zaak was door een ernstige ziekte volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geworden en ontving daarom een IVA-uitkering. De door haar ziekte (sociaal) geïsoleerde werkneemster naderde haar pensioengerechtigde leeftijd en zou dan geen aanspraak meer maken op de transitievergoeding. Haar belang bij contractbeëindiging was groot. De verzekeraar had bovendien voldoende geld in kas voor de transitievergoeding. De rechter oordeelde dat in dit geval het belang van de werkneemster zwaarder woog dan dat van de werkgever.

Uitspraak van Hoge Raad over slapend dienstverband

In andere recente zaken stonden rechters het slapend dienstverband wel toe. Voorbeelden zijn een uitspraak van de kantonrechter in Den Bosch en een uitspraak van de kantonrechter in Rotterdam. In deze laatste zaak noemde de werkgever als reden om de arbeidsovereenkomst niet te willen opzeggen dat de ‘voorfinanciering’ van de transitievergoeding een te zware last zou zijn. De organisatie bevond zich niet in een rooskleurige financiële situatie en had 67 (!) werknemers met slapend dienstverband. Momenteel loopt er bij de Hoge Raad een zaak die voor meer duidelijkheid over het slapend dienstverband moet zorgen. De uitspraak hierover wordt dit najaar verwacht.
Rechtbank Gelderland, 29 juli 2019, ECLI (verkort): 3440
Rechtbank Oost-Brabant, 29 mei 2019, ECLI (verkort):
4090
Rechtbank Rotterdam, 19 juni 2019, ECLI (verkort):
4911