Niet slim: vakantie boeken en daarna pas vrij vragen

14 december 2018 | Door redactie

Leuk, zo’n verre reis naar Indonesië. Maar een werknemer zal daarvoor wel om toestemming moeten vragen aan zijn werkgever. In een recente zaak bij Rechtbank Rotterdam kreeg een werknemer die toestemming niet.

Een werkgever moet een werknemer jaarlijks de kans bieden om zijn wettelijke vakantiedagen op te nemen. Toch mag de werkgever een vakantieverzoek onder omstandigheden weigeren. Hiervoor heeft hij ‘gewichtige redenen’ nodig. Die gewichtige redenen moet de werkgever binnen twee weken na het verzoek schriftelijk overbrengen aan de werknemer. Doet hij dit pas later, dan mag de werknemer zijn vakantiedagen op de verzochte manier opnemen. Ook als de werkgever twijfelt over het verzoek omdat er mogelijk gewichtige redenen kunnen zijn, doet hij er goed aan dit binnen de twee weken te melden aan de werknemer. Dit kwam onlangs in een kort geding naar voren.

Weigering vakantieverzoek vanwege drukte en inwerktraject

Een werkneemster diende eind augustus 2018 een verzoek in bij haar werkgever voor een weekendtripje naar Spanje en een wat langere vakantie naar Indonesië. Deze vakanties zouden in het najaar van 2018 plaatsvinden en waren eerder in het jaar al geboekt door de werkneemster. Begin september liet haar leidinggevende in een gesprek weten de vakantieverzoeken nog niet te kunnen accepteren. De werkneemster zou in het najaar worden ingewerkt in een nieuwe functie en er zou ten tijde van de geplande vakanties piekdrukte op de afdeling zijn. Er moest nog het één en ander worden uitgezocht voordat de werkgever een besluit over de vakanties zou kunnen nemen. Dat werd ook schriftelijk aan de werkneemster bevestigd. Een week later liet de leidinggevende weten dat ze het verzoek moest weigeren. Eén week vakantie was wel een mogelijkheid.

Definitief uitsluitsel over vakantie niet binnen twee weken

De werkneemster startte een kort geding om toch de vakanties te kunnen vieren. De werkgever zou niet binnen twee weken gewichtige redenen hebben aangevoerd om het verzoek te weigeren. Daar was de kantonrechter het niet mee eens. De werkneemster ontving weliswaar pas ná twee weken de afwijzing, maar de werkgever had wel binnen die twee weken schriftelijk redenen aangevoerd die de vakanties in de weg zouden kunnen staan. De wet verplicht de werkgever niet om binnen de termijn van twee weken een definitief uitsluitsel over de vakantiewens te geven. De redenen (inwerktraject, piekdrukte) waren volgens de rechter voldoende gewichtig. Hij gaf de werkneemster nog mee dat ze zelf het risico had genomen om zonder voorafgaand overleg vakanties te boeken en dat ze nog tot 1 juli 2019 de tijd had om de vakantiedagen (tools) van 2018 op te nemen.
Rechtbank Rotterdam, 22 september 2018, ECLI (verkort): 9398