Vier aandachtspunten rondom vakantiedagen

26 juli 2016 | Door redactie

Rond de zomerperiode hebben werknemers meestal veel vragen over hun vakantiedagen. Werknemers die geen vakantie opnemen, willen misschien weten of ze hun dagen kunnen laten uitbetalen en werknemers die wél op vakantie willen, vragen zich misschien af of de werkgever de vakantie kan weigeren. Vier aandachtspunten op een rij.

  1. De werkgever mag de wettelijke vakantiedagen van een werknemer niet uitbetalen zolang de werknemer nog in dienst is, ook niet als de werknemer hier zelf mee instemt. Of een werknemer de bovenwettelijke vakantiedagen tijdens het dienstverband mag uitbetalen, hangt af van de regels die hierover in de cao of arbeidsovereenkomst staan. Bij uitdiensttreding mag een werkgever zowel de wettelijke als de bovenwettelijke vakantiedagen uitbetalen. 
  2. Een verplichte vakantiedag of vakantieperiode (tools) afspreken, mag alleen als deze mogelijkheid in de cao of arbeidsovereenkomst is opgenomen. Zijn hierover geen afspraken gemaakt en wil de werkgever dit wel invoeren, dan heeft hij hiervoor toestemming nodig van de ondernemingsraad (OR). Is er geen OR, dan zullen de werkgever en de werknemer er onderling uit moeten komen.
  3. De werkgever mag een vakantieverzoek weigeren vanwege zogenoemde zwaarwegende bedrijfsbelangen. Hij moet dit dan wel binnen twee weken na het indienen van een vakantieverzoek schriftelijk aan de werknemer laten weten.
  4. Voor zowel de wettelijke als de bovenwettelijke vakantiedagen geldt een verval- of verjaringstermijn (tool). De wettelijke vakantiedagen blijven geldig tot een half jaar na het jaar van opbouw. De bovenwettelijke vakantiedagen verjaren vijf kalenderjaren na het jaar waarin ze zijn opgebouwd. In de cao, het personeelsreglement of de arbeidsovereenkomst kan een langere verval- of verjaringstermijn zijn afgesproken.

Verschil tussen verval- en verjaringstermijn

Er zit een juridisch verschil tussen de hierboven (punt 4) genoemde vervaltermijn en verjaringstermijn. Bij verjaring kan een werknemer de verjaring van de vakantiedagen onder bepaalde voorwaarden nog tegenhouden (of ‘stuiten’) waardoor er een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen. Bij een vervaltermijn is stuiten niet mogelijk; de vakantiedagen kunnen alleen binnen de voorgeschreven termijn worden opgenomen.