Per 1 juli 2019 vervallen de wettelijke vakantiedagen die werknemers in 2018 hebben opgebouwd. Werkgevers doen er dus goed aan werknemers op tijd te wijzen op het vervallen van hun vakantiedagen.
Sinds 2012 geldt dat wettelijke vakantiedagen een half jaar na het jaar van opbouw vervallen. Bovenwettelijke vakantiedagen verjaren vijf jaar na het jaar van opbouw. Neemt een werknemer vakantiedagen op, dan streept de werkgever de dagen af in volgorde van hun geldigheidsduur. De vakantiedagen die als eerste hun geldigheid verliezen, boekt de werkgever ook als eerste af van het vakantietegoed. De opnamevolgorde ziet er nu als volgt uit:
Soms geldt er een andere opnamevolgorde. Zo kan in de cao of arbeidsovereenkomst zijn bepaald dat wettelijke vakantiedagen later vervallen dan een half jaar na het jaar van opbouw. Een vervroegde vervaltermijn is niét toegestaan. De opnamevolgorde kan ook veranderen als een werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest om wettelijke vakantiedagen op te nemen, bijvoorbeeld door ziekte of doordat de werkgever hem geen ruimte bood om met vakantie te gaan. Voor deze wettelijke vakantiedagen geldt dan de verjaringstermijn van vijf jaar. Verder mag een werkgever bovenwettelijke vakantiedagen tussentijds uitbetalen als dit is afgesproken in de cao of arbeidsovereenkomst. Ze vallen dan logischerwijs ook weg uit de opnamevolgorde.