Neemt een organisatie studenten of scholieren in dienst, dan is het verstandig als de werkgever deze werknemers wijst op de bijverdiengrens voor de studiefinanciering of kinderbijslag. Flink bijverdienen is namelijk niet altijd zonder gevolgen!
In veel organisaties wordt de zomerdrukte opgevangen door studenten of scholieren aan te nemen. Deze vakantiekrachten hebben in veel gevallen recht op een studielening of op studiefinanciering. Levert hun vakantiebaantje te veel op, dan moeten ze die lening of financiering stopzetten om te voorkomen dat ze na afloop van 2018 veel moeten terugbetalen.
De bijverdiengrens is in 2018 voor drie groepen werknemers van belang:
Deze groepen werknemers mogen in 2018 op jaarbasis maximaal € 14.456 bijverdienen. Het gaat daarbij om het verzamelinkomen of belastbaar loon. Ook inkomsten van buiten Nederland tellen mee.
In het hoger onderwijs bestaan twee stelsels voor studiefinanciering naast elkaar: het oude stelsel (met een basisbeurs, eventuele aanvullende beurs en lening) en het nieuwe stelsel (zonder basisbeurs). Studenten in het hoger onderwijs die volledig in het nieuwe stelsel vallen, hoeven geen rekening te houden met de bijverdiengrens. Dat hoeft zelfs niet als zij een studentenreisproduct hebben.
Vakantiekrachten die jonger zijn dan 18 jaar, krijgen mogelijk te maken met de bijverdiengrens voor de kinderbijslag. Is de vakantiekracht 16 of 17 jaar, dan krijgen zijn ouders in 2018 geen kinderbijslag als hij in een kwartaal meer dan € 1.285 netto bijverdient. Het doet er niet toe of de jongere uit- of thuiswonend is. In de zomervakantie – de periode tussen twee schooljaren – mag hij nog € 1.319 netto extra verdienen. Voor 15-jarigen geldt geen bijverdienmaximum.