Goed georganiseerd werkoverleg kan de onderlinge samenwerking, de productie en de tevredenheid vergroten. De Wet op de ondernemingsraden (WOR) geeft de ondernemingsraad (OR) de taak en mogelijkheden om de frequentie en kwaliteit van het werkoverleg te beïnvloeden.
De OR kan de frequentie en kwaliteit van het werkoverleg beïnvloeden (artikel). Zo heeft de OR instemmingsrecht bij het vaststellen, wijzigen of intrekken van een regeling op het gebied van het werkoverleg (artikel 27, lid 1i WOR). Bovendien heeft de OR de plicht om naar vermogen het werkoverleg te bevorderen (artikel 28, lid 2 WOR). Ook kan de OR bij de bestuurder een initiatiefvoorstel indienen om de regeling voor het werkoverleg te verbeteren (initiatiefrecht, artikel 23, lid 3 WOR).
Bij een goed georganiseerd werkoverleg hebben de werknemers invloed op de agenda, worden ze geïnformeerd en geraadpleegd en kunnen ze discussie voeren over de agendapunten waarmee ze invloed hebben op de te nemen besluiten. Werknemers zijn bij een werkoverleg dus actief betrokken en met elkaar in overleg over het werk dat zij uitvoeren. Een werkoverleg kan daarmee dus de tevredenheid onder werknemers vergroten, wat doorgaans leidt tot een lager personeelsverloop. Ook kan het draagvlak creëren voor de besluiten. Dat vergroot de kans op slagen. De OR heeft dus alle belang bij een goede regeling voor het werkoverleg.
Om tot een goede regeling voor het werkoverleg te komen, is het slim om te bepalen aan welke criteria de regeling moet voldoen, zoals: