Bv’s kunnen verliezen verrekenen in de vennootschapsbelasting. Maar bv's die dat willen moeten dit wel op tijd doen, zo blijkt maar weer eens uit een arrest van de Hoge Raad. Daar haalde een bv bakzeil die de voormalige verruimde termijn voor verliesverrekening wilde gebruiken.
Bv’s die het ene jaar winst draaien en het jaar erna verlies maken, kunnen dat verlies verrekenen met de winst(en) voor de vennootschapsbelasting (VPB). Dat mag tot één boekjaar terug (de zogeheten ‘carry back’) en negen jaar vooruit (logischerwijs de ‘carry forward’). De verrekening kunnen bv’s in principe samen met hun accountant regelen, maar zij moeten dan wel een beschikking van de Belastingdienst hebben waarin het verlies is vastgesteld.
In de zaak voor de Hoge Raad draaide het om een crisismaatregel uit 2009. Toen mochten bv’s in plaats van één jaar tot drie jaar terug verliezen verrekenen. Dat mocht in de aangifte voor de VPB voor 2009, 2010 en 2011. Maar dan moest de bv die verruimde verliesverrekening wél op tijd aanvragen. En daar ging het mis voor deze bv.
De bv en de accountant gingen ervan uit dat die aanvraag netjes was gedaan, maar later bleek dat die verrekening over meerdere jaren niet had plaatsgevonden. De inspecteur had het verlies alleen met het voorgaande boekjaar verrekend.
Eerst dachten ze dat het een fout van de Belastingdienst was, maar bij navraag bleek dat niet het geval. Toen dienden ze alsnog een aanvraag in voor de verruimde verliesverrekening, maar helaas een dag te laat. Daarom luidde het oordeel van het gerechtshof en ook de Hoge Raad kort gezegd: te laat is te laat. Ondanks dat de bv en de adviseur het idee hadden dat de fout bij de fiscus lag, hadden zij best nog op tijd een pro forma-bezwaar kunnen indienen.
Verrekening van verliezen in de VPB kan best lang duren. De Belastingdienst legt namelijk eerst een aanslag op basis van de VPB-aangifte op, met daarbij – als de bv verlies heeft geleden – een verliesbeschikking. Pas daarna kan de onderneming met de verrekening aan de slag. Om het hele gebeuren wat te versnellen kan de onderneming een voorlopige verliesverrekening aanvragen (tool) nadat de VPB-aangifte is ingediend. De fiscus verrekent dan alvast 80% van het voorlopige verlies met winst uit het verleden. De resterende 20% volgt dan als de inspecteur de definitieve aanslag vaststelt.
Hoge Raad, 17 augustus 2018, ECLI (verkort): 1317