Renteaftrek terecht geweigerd bij kunstmatige constructie
Ondernemingen kunnen betaalde rente in principe aftrekken in de vennootschapsbelasting (VPB). Maar niet altijd, want er kan een aftrekbeperking gelden. In een recente zaak concludeerde de advocaat-generaal van de Hoge Raad dat de fiscus terecht de renteaftrek had geweigerd.
In de VPB is het rendement op eigen vermogen, zoals dividend, belast. En de rente op vreemd vermogen, zoals leningen, is tot op zekere hoogte aftrekbaar. Tot op zekere hoogte, want de wet telt een aantal aftrekbeperkingen (infographic). Naast regelingen voor specifieke situaties, is er ook een beperking die altijd geldt: de earningsstrippingsmaatregel. Door die maatregel is rente helemaal niet meer aftrekbaar als het saldo van betaalde en ontvangen rente hoger is dan: 25% van het bedrijfsresultaat (EBITDA) van de onderneming of € 1 miljoen. Het gaat hier om het hoogste van deze twee bedragen. Voor ondernemingen die met hun saldo onder de € 1 miljoen blijven is alle rente dus wel gewoon aftrekbaar.
Rechtshandelingen tussen verbonden bv's
De zaak waar advocaat-generaal Pauwels zich over heeft gebogen draaide om een specifieke renteaftrekbeperking. Die uit artikel 10a van de wet op de VPB, om precies te zijn. Dit artikel beperkt de aftrek van rente die komt kijken bij 'besmette rechtshandelingen' tussen verbonden vennootschappen. Als de fiscus de aftrek op basis van dit artikel weigert, heeft de belastingplichtige nog de mogelijkheid om aan te tonen dat de schuld toch op basis van zakelijke overwegingen is aangegaan. In deze zaak ging het - heel kort samengevat - om leningen tussen gelieerde vennootschappen voor een overname. Een bv had de leningen ter financiering van een overname opgenomen bij een gelieerde vennootschap, die op haar beurt het uit te lenen bedrag kort daarvoor weer ontving van een tussenholding. De bv had de betaalde rente op die leningen in aftrek gebracht in de VPB-aangifte, maar de inspecteur weigerde die aftrek volledig. Na bezwaar en (hoger) beroep is deze zaak dus inmiddels bij de Hoge Raad aangeland.
Financiële spilfunctie
In zijn conclusie voor de Hoge Raad moest advocaat-generaal Pauwels een aantal vragen beantwoorden. Zo was het de vraag of de bv zich kon beroepen op het zogenoemde 'spilfunctie'-arrest van de Hoge Raad uit 2023. Daarin verwoordde de Hoge Raad de opvatting dat er in principe zakelijke gronden zijn voor een schuld tussen verbonden vennootschappen als één van die vennootschappen een financiële spilfunctie vervult binnen de constructie. In dat geval is de rente dus toch gewoon aftrekbaar. De Hoge Raad voegde daar wel de uitzondering aan toe dat de renteaftrek achterwege blijft als de verbonden vennootschap enkel functioneert als 'doorgeefluik'. De bv kon zich volgens de advocaat-generaal echter niet succesvol beroepen op dit spilfunctie-arrest, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat de vennootschap inderdaad een financiële spilfunctie vervulde bij de specifieke transacties.
Kunstmatige constructie
Verder analyseerde de advocaat-generaal onder meer of de schuld onderdeel uitmaakte van een kunstmatige constructie. En of het evenredig was dat de volledige aftrek werd geweigerd en niet slechts een deel. Na een uitgebreide beschouwing van onder meer jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie concludeerde de advocaat-generaal dat er hier inderdaad sprake was van een kunstmatige constructie. Daardoor was renteaftrek niet toegestaan. Bovendien was het in de haak dat de volledige aftrek was geweigerd. Want als de aftrek toch deels was toegestaan, zou de belastingplichtige alsnog 'het door middel van misbruik nagestreefde belastingvoordeel deels of zelfs in zijn geheel' kunnen binnenhalen. De advocaat-generaal adviseerde de Hoge Raad dan ook om het cassatieberoep van de bv ongegrond te verklaren, en de renteaftrek inderdaad niet toe te staan.
Parket bij de Hoge Raad, 28 maart 2025, ECLI (verkort): 386