Ontvangt een bv een schadevergoeding omdat de verkoop van een deelneming niet doorgaat, dan is die schadevergoeding gewoon belast. Gaat het namelijk om een schadevergoeding wegens wanprestatie dan is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank in Arnhem.
In deze zaak ging het om een dochter-bv, die in het bezit was van twee kantoorpanden. Een externe partij had een bod van € 6 miljoen gedaan aan de moeder-bv voor de aankoop van deze panden. Bij deze transactie zou de moeder-bv de aandelen in de dochter verkopen aan deze partij.
De partijen hadden hier op 16 april 2008 overeenstemming over bereikt. Uiteindelijk ging de verkoop van de deelnemingen niet door, en werd overeengekomen dat de moeder-bv wel een schadevergoeding zou ontvangen van € 680.000. De moeder nam deze schadevergoeding echter niet op in de aangifte vennootschapsbelasting (VPB) 2008. De bv stelde namelijk dat hierop de deelnemingsvrijstelling (verdiepingsartikel) van toepassing was. De Belastingdienst was het hier niet mee eens.
De rechtbank stelde dat voor het toepassen van de deelnemingsvrijstelling een rechtstreeks verband tussen het genoten voordeel en het bezit van de deelneming noodzakelijk was. In een eerder arrest had de Hoge Raad al aangegeven dat een schadevergoeding vanwege een zogenoemde wanprestatie niet onder de deelnemingsvrijstelling valt. Bij zo’n schadevergoeding was er geen verband tussen de vergoeding en het bezit van de deelneming. De schadevergoeding was het gevolg van de wanprestatie of het onrechtmatig handelen van de koper. De deelnemingsvrijstelling gold niet voor deze situatie en de vergoeding was dan ook gewoon belast.
Rechtbank Arnhem, 6 september 2012, ECLI (verkort): BX7569