De Belastingdienst kan u bij een aangifteverzuim een boete opleggen. De hoogte van deze verzuimboete kan bij de aangifte vennootschapsbelasting (VPB) oplopen tot maximaal € 2.460. Dit is een stuk hoger dan de verzuimboete in de inkomstenbelasting (IB) die maximaal € 226 kan bedragen. Bevindt de bv zich echter in een soortgelijke situatie als een IB-ondernemer dan moet de Belastingdienst de boete verlagen. Dit blijkt uit een recente uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch.
In het bericht ‘Verschil verzuimboete IB en VPB is rechtvaardig’ kon u lezen dat het gerechtvaardigd is dat er een onderscheid bestaat tussen de verzuimboete in de IB en de VPB. Het gerechtshof is het daar mee eens, maar geeft aan dat de fiscus met specifieke omstandigheden rekening moet houden. In dit geval ging het om een bv, die als houdermaatschappij fungeerde van een advocatenkantoor. De bv diende haar aangifte vennootschapsbelasting over 2009 echter te laat in bij de Belastingdienst. Dit was voor de inspecteur voldoende reden om een verzuimboete van € 2.460 op te leggen. Deze verzuimboete was volgens de bv veel te hoog vastgesteld. Volgens de bv mocht de fiscus immers een bv niet zwaarder beboeten dan een ondernemer in de IB.
Het gerechtshof vond dat de Belastingdienst dit onderscheid wel mocht maken en dus een bv zwaarder mocht beboeten. Het was echter wel passend en geboden om op basis van specifieke omstandigheden de verzuimboete te matigen. In deze zaak waren er wel bepaalde specifieke omstandigheden: eerste actieve boekjaar, negatief ondernemingsvermogen, verzuim van slechts één week en daarnaast had de bv voor de toekomst een deskundige ingeschakeld om dit soort dingen te voorkomen. Eigenlijk bevond de bv zich in een vergelijkbare situatie als een IB-ondernemer. Volgens de rechters moest de fiscus onder deze omstandigheden de boete verminderen. Het gerechtshof stelde de hoogte van de verzuimboete vast op € 500.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 juni 2012, LJN: BX0073