Wijzigingen in ontslagrecht en ketenbepaling gepubliceerd

10 april 2018 | Door redactie

De Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is openbaar gemaakt voor internetconsultatie. In het concept-wetsvoorstel zijn onder andere de wijzigingen in het ontslagrecht en de verruiming van de ketenbepaling geregeld.

De WAB is een uitwerking van de arbeidsmarktmaatregelen die eerder waren aangekondigd in het regeerakkoord. In het wetsvoorstel zijn onder meer de volgende maatregelen opgenomen:

  • Werknemers krijgen weer na drie jaar recht op een vast contract. De tussenperiode die de ketenbepaling onderbreekt, blijft zes maanden en één dag. Wel kan deze tussenperiode in de cao worden verkort naar drie maanden en één dag als dit voor het aard van het werk nodig is.
  • Werknemers krijgen vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht op de transitievergoeding. Dit geldt ook voor uitzendkrachten, seizoensarbeid en bij ontslag tijdens de proeftijd. Daarnaast moeten werkgevers de transitievergoeding straks berekenen over de feitelijke duur van de arbeidsovereenkomst, zonder dit af te ronden op halve jaren. Ook wordt de hogere opbouw van de transitievergoeding voor een werknemer die langer dan tien jaar in dienst is geweest afgeschaft.
  • Er komt een nieuwe ontslaggrond bij: de i-grond. De werkgever kan hierdoor een ontbindingsverzoek indienen vanwege verschillende ontslagredenen. Als een rechter de arbeidsovereenkomst ontbindt op basis van de i-grond, kan hij de werknemer een extra vergoeding toekennen. Deze vergoeding komt bovenop de transitievergoeding en mag niet meer bedragen dan de helft van de transitievergoeding.
  • Een werkgever kan straks een proeftijd van maximaal vijf maanden afspreken in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werknemer mag dan niet eerst al een tijdelijk contract hebben gehad bij de werkgever. In een tijdelijk contract van twee jaar of langer mag de werkgever straks een proeftijd van maximaal drie maanden met de werknemer overeenkomen. Ook in dat geval moet het gaan om een eerste contract.
  • Een oproepkracht met een nulurencontract of min-maxcontract is alleen verplicht om gehoor te geven aan een oproep als de werkgever hem minimaal vier dagen van tevoren heeft opgeroepen (in de cao kan van deze termijn worden afgeweken). Trekt een werkgever een oproep binnen vier dagen voor de aanvang van de werkzaamheden in, dan heeft de oproepkracht recht op loon over de periode waarvoor hij is opgeroepen. Daarnaast moeten werkgevers aan werknemers met een nulurencontract of min-maxcontract jaarlijks een aanbod doen voor een vaste arbeidsomvang. Dit aanbod is gebaseerd op de gemiddelde gewerkte arbeidsduur in de voorgaande twaalf maanden.
  • Payrollwerknemers krijgen recht op dezelfde primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden (met uitzondering van het pensioen) als werknemers die rechtstreeks bij de opdrachtgever in dienst zijn. Daarnaast mogen de bijzondere bepalingen die gelden voor een uitzendovereenkomst niet meer gehanteerd worden voor payrolling. Het gaat hier bijvoorbeeld om het uitzendbeding en de ruimere ketenbepaling voor uitzendkrachten.
  • Werkgevers gaan een hogere WW-premie betalen voor werknemers met een flexibel contract dan voor werknemers met een vast contract.  

Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen

U kunt tot en met 7 mei 2018 via de internetconsultatie reageren op het concept-wetsvoorstel. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is van plan het wetsvoorstel voor de zomer naar de Raad van State te sturen. Daarna moet het wetsvoorstel nog langs de Tweede en Eerste Kamer. De maatregelen kunnen dan per 1 januari 2020 in werking treden.