Veel werkgevers maken misbruik van de WIA-regeling door werknemers die ziek zijn geweest voor een paar procent arbeidsongeschikt te houden, terwijl ze eigenlijk hersteld zijn. Hierdoor loopt de wachttijd voor de WIA door, zodat er na twee jaar een einde komt aan de loondoorbetalingsplicht. Dit wordt de WIA-sluiproute genoemd. Een rechter oordeelde onlangs dat werknemers via deze sluiproute arbeidsongeschikt houden niet mag.
Een orderpicker was enkele maanden ziek thuis wegens knieklachten. Bij zijn terugkomst was de werkgever van mening dat de werknemer niet geheel hersteld was. UWV oordeelde echter dat de werknemer wel weer volledig aan het werk kon. Toch liet de werkgever – in overleg met de arboarts – hem nog voor 1% arbeidsongeschikt staan, waardoor de wachttijd van de WIA doorliep. Na twee jaar kreeg de werknemer van UWV een verzoek om een WIA-aanvraag te doen. Een vakbond spande namens de orderpicker een rechtszaak aan. In de rechtszaal kon de werkgever de 1% arbeidsongeschiktheid niet onderbouwen. De rechter stelde de werknemer in het gelijk.
Een langdurig zieke werknemer kan na 104 weken een WIA-uitkering aanvragen. Tot die tijd moet de werkgever het loon doorbetalen. Als de werknemer volledig herstelt, maar binnen vier weken weer ziek is, kunt u de twee ziekteperiodes bij elkaar optellen en begint er geen nieuwe wachttijd van 104 weken waarin de werkgever het loon moet doorbetalen. Sommige werkgevers maken misbruik van de WIA-regeling door een herstelde werknemer toch voor enkele procenten arbeidsongeschikt te houden, zodat zij na twee jaar wachttijd geen loon meer hoeven door te betalen. Met de uitspraak van de rechter wordt er een streep gezet door deze WIA-sluiproute.