Als een ondernemer een nieuwe onderneming begint in het buitenland die in omvang veel groter is dan zijn oude onderneming, kan dat al genoeg zijn om de identiteit van het bedrijf te laten wijzigen. Dit houdt in dat de oude onderneming dan gestaakt is. Dit blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
In deze zaak draaide het om de vraag of er sprake was van het verplaatsen of het staken van een bestaande onderneming. Dit onderscheid is leidend voor de vraag of een ondernemer in aanmerking komt voor sommige regelingen. Het ging hier om een boerenechtpaar, dat eerst een veehouderij had in Nederland, met 100 varkens en 40 melkkoeien en in totaal zo’n 27 hectare land. In 2000 verkaste het gezin naar Duitsland, waar ze een bedrijf begonnen (tools) dat vele malen groter was. In Duitsland kregen ze ruim drie keer zoveel land en melkkoeien. Ook het melkquotum verdriedubbelde.
De Nederlandse boerderij zat eerst in een maatschap (tool), maar die werd niet lang voor de verkoop omgezet naar een bv (tool). Op de verkoopwinst van de overgang van de maatschap naar de bv had het echtpaar een winstrecht gevestigd. Zo’n winstrecht kan iemand in gedeeltes laten uitkeren. Die uitkeringen worden pas belast op het moment dat ze uitbetaald worden, in plaats van dat de hele verkoopwinst in één keer belast wordt. Maar een winstrecht kan alleen worden gevestigd als het gaat om een verplaatsing van de onderneming.
In dit geval oordeelde het hof dat het boerenechtpaar geen winstrecht had mogen vestigen. Het hof vond namelijk dat het hier ging om het staken van de Nederlandse onderneming en niet om een verplaatsing. De oude boerderij was niet meer in bezit van het echtpaar, en dus zou de verkoopwinst in één keer belast moeten worden.
Dat het hof oordeelde dat het een staking van het bedrijf was, had vooral te maken met de gewijzigde omvang. Het Duitse bedrijf was aanzienlijk groter dan de Nederlandse onderneming, , en dat alleen al maakte dat de identiteit van de onderneming was gewijzigd. Van een verplaatsing was dus geen sprake.
Het echtpaar voerde juist aan dat de onderneming niet wezenlijk anders was geworden en dat het dus ging om een verplaatsing. Daarom gingen zij in cassatie bij de Hoge Raad. De advocaat-generaal adviseerde eerder om het cassatieverzoek gegrond te verklaren. Maar de Hoge Raad volgde het oordeel van het hof. Er was dus sprake van een staking doordat de identiteit van de onderneming veranderd was door de veel grotere omvang van het nieuwe bedrijf.
Hoge Raad, 10 februari 2017, ECLI (verkort): 202