Hebben uw OR en de bestuurder een conflict over het wettelijk scholingsrecht van de OR, dan kunnen zij daarmee nu terecht bij de scholingskamer die door de bedrijfscommissies en de Sociaal-Economische Raad (SER) is ingesteld. Dit is het gevolg van de wijziging van de Wet op de ondernemingsraden (WOR).
In de vaktool ‘Wijzigingen in de WOR 2013’ heeft u al kunnen lezen over de wijzigingen in de Wet op de ondernemingsraden (WOR) die op 19 juli 2013 officieel in werking zijn getreden. Daarmee is het scholingsstelsel voor OR’en flink aangepast. De bestuurder en de OR kunnen nu afzonderlijk of gezamenlijk bij de scholingskamer terecht voor geschillen over de toepassing van het wettelijk scholingsrecht voor OR-leden.
Uw OR kan zijn vragen over de redelijkheid of de interpretatie van het wettelijk scholingsrecht dus voorleggen aan de bedrijfscommissie. Deze vragen worden in ieder geval binnen één week beantwoord. Gaat het over de hoogte van de scholingskosten, dan zal de scholingskamer daarbij gebruik maken van de richtbedragen van de SER.
Ook als er een specifiek geschil bestaat over artikel 18 lid 2 en 3 en lid 3 en 4 van artikel 22 WOR, kunt u bij de scholingskamer terecht. Beide partijen mogen hun standpunt weergeven. Na indiening van het geschil kunt u binnen drie weken een oordeel van de scholingskamer verwachten. Vindt de scholingskamer het nodig om een zitting te houden, dan zal die niet later dan vier weken na indiening van het geschil plaatsvinden. Twee weken later kunt u het verslag met het oordeel verwachten. Uw OR kan zijn bemiddelingsverzoek op de website van de bedrijfscommissie indienen.