Zwangere vrouwen hebben recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. Dit ligt anders voor vrouwen die om bepaalde redenen niet zelf een kind kunnen dragen en daarom gebruikmaken van een draagmoeder. Uit een arrest van het Europese Hof van Justitie blijkt dat deze zogenoemde wensmoeders geen betaald zwangerschaps- of adoptieverlof kunnen eisen van hun werkgever.
In de zaak ging het om een werkneemster uit het Verenigd Koninkrijk die niet zwanger kon worden en een draagmoederovereenkomst had gesloten. De werkgever van deze werkneemster weigerde om betaald zwangerschaps- of adoptieverlof toe te kennen, omdat de werkneemster niet zelf zwanger was en er feitelijk geen sprake was van een adoptie. De werkneemster stapte naar de rechter in haar eigen land. Het nationaal gerecht, waar de werkneemster in beroep ging, legde de vraag uiteindelijk voor aan het Europese Hof van Justitie.
Het Europese Hof oordeelde dat de wensmoeder op grond van de Europese richtlijnen geen wettelijk recht heeft op betaald zwangerschaps- of adoptieverlof. Het zwangerschaps- en bevallingsverlof is namelijk bedoeld om de veiligheid en gezondheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap en bevalling te waarborgen. Het heeft weliswaar ook tot doel om de bijzondere relatie tussen moeder en kind na de zwangerschap en de bevalling te beschermen, maar vanwege de uitdrukkelijke verwijzing naar de bevalling, gaat deze richtlijn er dus van uit dat de werkneemster zwanger is geweest en is bevallen.
De lidstaten binnen de Europese Unie zijn daarom niet verplicht om een wensmoeder recht op bevallingsverlof te geven. Het hof voegt daaraan toe dat hierdoor een minimum is vastgesteld, maar dat het de lidstaten vrijstaat om zelf te besluiten om wensmoeders betaald zwangerschaps- of adoptieverlof toe te kennen.
Europese Hof van Justitie, 18 maart 2014, C-167/12