Het begrip ‘staatssteun’ klinkt als iets waar je ver van moet blijven. Staatssteun is immers verboden. Het klopt dat het verboden is om als staat een onderneming te steunen ten koste van haar concurrenten. Alleen lang niet al de middelen die de overheid aan een onderneming verstrekt vallen onder dit verbod. Staatssteun biedt daarom ook mogelijkheden, zeker in deze tijd van grote veranderingen in de bedrijfsvoering.
Denk bij staatssteun bijvoorbeeld aan bestaande subsidieregelingen voor energiebesparing, compensatieregelingen vanwege de covid-pandemie of subsidies voor innovatieve duurzame startups. Het kan ook gaan om de mogelijkheden voor steun vanwege een project dat een ondernemer wil uitvoeren en waarbij een provincie of gemeente kan meehelpen.
Hieronder komen de criteria voor verboden staatssteun aan bod en ook de belangrijkste uitzonderingen die gelden voor het mkb. Op basis daarvan kunt u inschatten welke mogelijkheden en risico’s er zijn voor uw bv.
Sommige steunmaatregelen hebben een positief effect op de handel of innovatie.
De gedachte achter het staatssteunverbod is dat er één Europese markt moet zijn voor goederen en diensten. Daarbij moet de concurrentie niet worden verstoord doordat een lidstaat binnenlandse ondernemingen financieel steunt en deze dus een betere concurrentiepositie geeft dan ondernemingen in andere lidstaten.
Steunmaatregelen die niet ten koste gaan van andere ondernemingen of die geen grensoverschrijdend effect hebben, vallen daardoor buiten het verbod. Om dit te bepalen, wordt bekeken of ondernemingen uit andere lidstaten ook aanspraak kunnen maken op dezelfde regeling of dat zij daar geen belang bij zullen hebben. Zo’n belang voor ondernemingen uit andere lidstaten wordt wel al snel aangenomen. Ter illustratie, een steunmaatregel voor het maken van traditionele klederdracht aan een lokale Nederlandse textielproducent is in principe ook interessant voor een textielproducent in Spanje. Die kan dit immers evengoed produceren.
Sommige steunmaatregelen hebben juist een positief effect op bijvoorbeeld de handel of innovatie. Daarom zijn er verschillende uitzonderingen en vrijstellingen, waardoor sommige steun juist wel mag. Een overheid moet een maatregel moet vóór de invoering voorleggen aan de Europese Commissie als er geen uitzondering of vrijstelling van toepassing is.
Er is alleen sprake van verboden staatssteun, als aan vijf voorwaarden wordt voldaan (de ‘basistoets’):
In het kader hieronder vindt u een voorbeeld van hoe dit in de praktijk kan werken. Wel kent ieder staatssteuncriterium grensgevallen. Zo is het soms lastig te bepalen of een lening net wel of niet marktconform is. De Europese Commissie heeft verschillende beleidsstukken gemaakt die kunnen helpen bij het toetsen van een maatregel aan het staatssteunverbod. Bij grensgevallen is het voor de ondernemer in elk geval verstandig om deskundig advies in te winnen.
Een vereenvoudigd voorbeeld rondom de staatssteunregels. Stel, een internetonderneming die consumentengoederen verkoopt kan in Duitsland geld lenen bij een gemeente tegen een lager rentetarief dan een bank zou geven. De internetonderneming kan dat krijgen omdat dit past in het stimuleringsplan van de digitale economie in dat gebied. Een Nederlandse internetonderneming die dezelfde spullen verkoopt kan geen aanspraak maken op deze voordelige lening. Tegelijkertijd biedt de Duitse onderneming zijn spullen wel aan op een Nederlandstalige website. Omdat de Duitse concurrent minder lasten heeft kan hij zijn goederen gunstiger aanbieden. Zo ontstaat een negatief effect op de mededinging, waardoor de gemeentelijke regeling in strijd kan zijn met het staatssteunverbod.
Een uitzondering op het staatssteunverbod die belangrijk is voor mkb’ers, is de ‘de-minimisregeling’. Deze uitzondering komt erop neer dat steun van beperkte omvang wordt gezien als te klein om een daadwerkelijk effect op de handel tussen lidstaten te kunnen hebben. De algemene de-minimisdrempel bedraagt € 200.000 per drie belastingjaren (al gelden er voor sommige sectoren andere drempels, zie het kader hieronder). Waar het voor een effect op de markt misschien te klein is, kan een investering van dit kleine bedrag voor een onderneming uiteraard van grote waarde zijn.
Naast het algemene drempelbedrag voor de-minimissteun zijn er voor u mogelijk nog andere bedragen om rekening mee te houden. Voor bepaalde sectoren geldt namelijk een lager maximaal steunbedrag per drie belastingjaren. Zo geldt voor het vervoer van goederen over de weg een drempel van € 100.000, voor de visserij en aquacultuur € 30.000 en voor primaire productie van landbouwproducten € 20.000.
Wanneer u zogeheten de-minimissteun ontvangt, is het belangrijk om dit goed bij te houden. De overheidsinstantie die de steun geeft, zal ook vragen welke de-minimissteun uw bv heeft ontvangen over de voorgaande drie jaar. Zo wordt voorkomen dat de drempel wordt overschreden en u de te veel ontvangen steun moet terugbetalen.
Dat laatste is namelijk de sanctie op het overtreden van het staatssteunverbod. Zo moet de Duitse ondernemer in het voorbeeld op de linkerpagina het voordeel dat hij heeft ontvangen terugbetalen aan de gemeente. Het risico komt daarmee voor rekening van de ontvangende onderneming.
Er is nog een reden om de ontvangen steun goed bij te houden. Het kan namelijk zo zijn dat bepaalde steun niet als de-minimissteun wordt aangemerkt. Voor deze steun geldt dan ook niet het drempelbedrag.
Mocht een onderneming bijvoorbeeld steun ontvangen vanwege een dienst van algemeen economisch belang (DAEB), dan telt dit doorgaans niet mee. Een DEAB is een dienst die op het grensvlak zit van privaat en publiek. Voorbeelden zijn de vuilnisophaaldienst en het openbaar vervoer. Als de dienst niet of niet correct kan worden uitgevoerd zonder steun, mag daar onder bepaalde voorwaarden steun aan worden verstrekt.
Los van de-minimissteun zijn er ook overheidsmaatregelen die zijn vrijgesteld van het staatssteunverbod. Zo mag er meer steun worden verleend aan innovatieve ondernemingen en culturele instellingen, aan initiatieven voor kwetsbare werknemers of voor de bescherming van het milieu. Zo worden bepaalde sectoren wat gestimuleerd, bijvoorbeeld omdat de markt ze niet zelf voortbrengt.
Belangrijk voor u om te weten is verder dat steun aan mkb’ers in de vorm van investeringssteun, exploitatiesteun en toegang van het mkb tot financiering ook onder de vrijstelling kan vallen. Onder een klein bedrijf wordt hier verstaan: maximaal 50 werknemers en een balanstotaal van maximaal € 10 miljoen. Middelgroot zijn ondernemingen met maximaal 250 werknemers een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen en/of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen.
Overheden kunnen naast de algemene regelingen het mkb stimuleren met steun die valt onder een algemene vrijstellingsregeling (zie het kader hieronder).
De zogeheten Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) die overheden kunnen gebruiken telt 26 verschillende categorieën van vrijgestelde staatssteun. Per steuncategorie geldt er een bepaalde maximumomvang en ook bepaalde (rand)voorwaarden voor de steun. In de meeste gevallen geeft de vrijstelling de mogelijkheid om voor een percentage van de kosten steun te verlenen.
Een greep uit de 26 categorieën:
Er is dus zeker voor het mkb aardig wat mogelijk, zonder meteen tegen het staatssteunverbod aan te lopen. Het loont om bij een toekomstige investering, die mogelijk op de sympathie van de (lokale) overheid kan rekenen, te onderzoeken of deze daaraan wil bijdragen. Of dat er mogelijk al een steunregeling bestaat.
Vrees daarbij niet meteen voor (verboden) staatssteun, maar bepaal of u onder de drempelwaarde blijft en of u misschien een vrijstelling kunt gebruiken. Houd de ontvangen steun wel goed bij om terugbetaling te voorkomen.