U mag vast contract niet vooraf al beëindigen

12 januari 2015 | Door redactie

De Hoge Raad heeft een einde gemaakt aan een schijnconstructie die werkgevers kunnen toepassen om de ketenbepaling te omzeilen. U mag nu niet meer bij het aangaan van een vast contract al direct een beëindigingovereenkomst afsluiten met de werknemer. In zo’n situatie zou het vaste contract immers als tijdelijk contract dienen.

In 2013 was de schijnconstructie onderwerp in een rechtszaak. Een werknemer had na het aflopen van zijn derde tijdelijke contract een vast contract gekregen. Bij het ondertekenen van dit vaste contract had de werknemer ook een beëindigingsovereenkomst ondertekend. Deze bepaalde dat het contract op een bepaald moment met wederzijds goedvinden zou aflopen. In feite ondertekende de werknemer dus een vierde tijdelijk contract. De werknemer deed dit om de baan niet te verliezen.

Hoge Raad vernietigt uitspraak van gerechtshof

De werknemer stapte na afloop van het ‘vaste’ contract naar de rechter. Die beoordeelde de beëindigingovereenkomst als nietig. Toen de werkgever in hoger beroep ging, werd de constructie echter alsnog rechtsgeldig verklaard. De werknemer ging daarna in cassatie. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch nu herzien en bepaald het arrest te vernietigen. U kunt deze constructie dus niet meer toepassen als u een werknemer een vast contract wilt onthouden.

Regels ketenbepaling worden strenger

De uitspraak is belangrijk, zeker nu de regels voor de ketenbepaling zullen veranderen per 1 juli 2015. Vanaf die datum heeft een werknemer na twee jaar dienstverband al recht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werkgevers die voorzichtig willen zijn met vaste contracten, kunnen overwegen om voor de nieuwe regels hun contractenbeleid aan te scherpen.
Hoge Raad, 9 januari 2015, ECLI (verkort): 39