De Arbowet verplicht elke werkgever een RI&E met bijbehorend plan van aanpak te maken. Vanuit zowel de WOR als de Arbowet heeft de medezeggenschap een belangrijke rol en moet actief worden betrokken. Hoe zet u een goed preventief arbobeleid op, hoe overtuigt u de directie en op welke manier kunnen arbodeskundigen en de ondernemingsraad samenwerken?
Dit verdiepingsartikel wordt u aangeboden door Rendement Online en is geschreven door Simon Troost, eigenaar van en trainer bij trainings- en adviesbureau AdviceSelect
Het opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) kost tijd en geld; een jaartje uitstellen lijkt aantrekkelijk. Tegenover deze inspanningen staan opbrengsten, zoals een gezonde en veilige werkomgeving, minder verzuim, tevreden werknemers en een kleinere kans op een boete of schadeclaim. Zo bespaart uw organisatie kosten.
Hoe een goede RI&E eruitziet, hangt af van de risico’s en het soort werkzaamheden. Het maakt uit of het gaat om kantoorwerk, werken met machines of gevaarlijke stoffen. Als er voor uw organisatie een branche-RI&E-instrument is, kunt u dat gebruiken. De preventiemedewerker of een externe arbodeskundige kan de RI&E opstellen. Het is ook mogelijk om (via een webapplicatie) vragenlijsten aan de verschillende afdelingen te sturen.
Er zijn ook organisaties die een dynamische RI&E opstellen. Werknemers stellen deze zelf op en vullen hem gedurende het hele jaar aan, als een continu verbeterproces.
Besteed in de RI&E aandacht aan de toegang tot de arbodienst of bedrijfsarts en de organisatie van deskundige ondersteuning (tijd, aantal, opleiding). Hoe de risico’s uit de RI&E worden weggenomen of beperkt, moet in het plan van aanpak staan. Daarbij moet altijd de arbeidshygiënische strategie worden toegepast.
De werkgever mag alleen een lager beschermingsniveau kiezen als het hogere technisch, uitvoerend of economisch niet haalbaar is. Dit is het redelijkerwijsprincipe. Bij risico’s van carcinogenen (kankerverwekkende stoffen), biologische agentia en mutagene en reprotoxische stoffen (stoffen die het dna veranderen) mag dit alleen als het technisch niet uitvoerbaar is.
Een ander handig hulpmiddel is de arbocatalogus als die er voor uw sector is. Daarin staan oplossingen voor fysieke risico’s, maar ook voor psychosociale arbeidsbelasting (PSA) zoals werkdruk, agressie en pesten. Als Inspectie SZW de arbocatalogus uit uw sector heeft goedgekeurd, moet u de oplossingen uit deze catalogus gebruiken, tenzij u kunt aantonen dat uw oplossing gelijkwaardig of zelfs beter is. Inspectie SZW gebruikt de arbocatalogus bij de handhaving, dus u moet wel zeker zijn dat u dit kunt aantonen. Het opstellen van de RI&E en het maken van het plan van aanpak is op zich niet lastig. Wel zijn er een aantal zaken om aan te denken:
De Arbowet verplicht het overleg tussen de bedrijfsarts, arbodeskundigen, preventiemedewerker en de OR. Mogelijke onderwerpen hiervoor zijn: achtergronden van het verzuim, beroepsziekten, voortgang plan van aanpak, signalen vanuit de achterban over ‘nieuwe’ risico’s en de werkbaarheid van oplossingen. De RI&E is het hart van het arbobeleid en is de basis voor het bhv-plan, de verplichte persoonlijke beschermingsmiddelen, periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek, voorlichting en onderricht. Zorg in een arbobeleidsplan voor overzicht van al deze informatie. Kernpunten zijn: de visie op het arbobeleid, de te stellen doelen, betrokken medewerkers en hun taakomschrijving. Betrek de OR vroegtijdig en actief bij de samenstelling zodat deze input kan geven.
Een organisatie met maximaal 25 werknemers kan voor het opstellen van de RI&E gebruikmaken van een erkend branche-RI&E-instrument. Bestaat zo’n instrument niet of is de organisatie groter, dan moet ze de RI&E laten toetsen door een arbodienst (de zogenoemde vangnetregeling) of door tenminste één gecertificeerde kerndeskundige (de maatwerkregeling). De werkgever regelt de benodigde kerndeskundige dan zelf. Een afschrift van het rapport moet aan de OR worden gestuurd.
Evalueer periodiek of de arbozorg nog past bij de inhoud van de RI&E. Hebben de preventiemedewerkers voldoende tijd, middelen en kennis? Voldoet het contract voor de arbodienstverlening nog? De OR doet er goed aan de achterban op gezette tijden te raadplegen. Hoe ervaren werknemers de dienstverlening van de arbodienst of bedrijfsarts? Worden risico’s in het werk voortvarend en werkbaar opgelost? Evalueer dit als arbodeskundige en OR samen en zet zo nodig het punt weer op de agenda. De OR heeft veel invloed via het instemmingsrecht. Bijvoorbeeld op de gebruikte methode en wijze van vaststellen van de RI&E, de organisatie en inrichting van de bedrijfshulpverlening en de periodiciteit van het PAGO. Hetzelfde geldt voor de keuze van de arbodienst en de inhoud van het contract en voor de taak, persoon en plaats in de organisatie van de preventiemedewerker.
De OR heeft adviesrecht over arbogerelateerde onderwerpen zoals investeringen, milieumaatregelen of nieuwe technologische voorzieningen. Maar ook op de wijziging van de werkzaamheden of bevoegdheden in de organisatie. Vaak heeft dit invloed op psychologische risico’s zoals werkdruk. Een apart kopje ‘arbeidsomstandigheden’ in de adviesaanvraag bij de gevolgen en maatregelen is zinvol. Hierdoor kan de OR snel toetsen of er een weloverwogen besluit wordt genomen. Voor de Inspectie SZW is de ondernemingsraad een belangrijke partij. De OR kan de Inspectie vragen een onderzoek te doen en bij een bezoek van de inspecteur heeft de OR vergezelrecht. Verder ontvangt de OR een afschrift van een inspectie- en ongevalsrapport als dat door de inspectie is gemaakt.