Organisaties moeten een factuur uiterlijk op de vijftiende dag, na de maand na de aflevering, versturen naar de klant. Gerechtshof Den Haag oordeelde onlangs dat er toch recht was op teruggave van BTW ondanks het feit dat een factuur te laat was verstuurd.
In deze zaak ging het om een leasemaatschappij, een ondernemer voor de BTW (tool), die in de periode vanaf april 2007 tot en met juli 2011 auto’s ter beschikking stelde aan Y bv. Y bv moest hiervoor in totaal € 388.966 betalen (exclusief € 66.667 BTW). De leasemaatschappij (tool) droeg de BTW op tijd aan de Belastingdienst af, maar Y bv betaalde de facturen van de leasemaatschappij niet. In april 2009 verslechterde de financiële situatie van Y bv, de leasemaatschappij besloot toen om voor vijf lopende leasecontracten geen facturen meer uit te reiken. Op 26 april 2011 werd het faillissement van Y bv uitgesproken.
De leasemaatschappij diende de openstaande vorderingen bij de curator in en de achterstallige facturen werden alsnog uitgereikt. Deze poging om de vorderingen alsnog betaald te krijgen slaagde niet, omdat het faillissement vereenvoudigd werd afgewikkeld. Dit betekent dat de gewone (concurrente) crediteuren niet worden uitbetaald. De concurrente crediteuren bleven in deze zaak dus buiten beschouwing, omdat er zich onvoldoende geld in de faillissementsboedel bevond. Vervolgens probeerde de leasemaatschappij om de BTW terug te krijgen door de vorderingen als oninbare vordering aan te merken. De inspecteur en de lagere rechter gingen hier niet mee akkoord, omdat de facturen te laat waren uitgereikt. Gerechtshof Den Haag was het niet met het oordeel van de rechtbank en de inspecteur eens. De leasemaatschappij was er volgens Gerechtshof Den Haag wel vanuit blijven gaan dat Y bv op termijn alsnog de facturen zou betalen. De inspecteur moest het BTW-bedrag (€ 66.667) dus terugbetalen, omdat er in 2011 alsnog was gefactureerd.
Gerechtshof Den Haag, publicatiedatum 2 mei 2017, ECLI (verkort): 1128