Begint bedenktermijn na instemming of krabbel?

4 maart 2016 | Door redactie

De wettelijke bedenktermijn start op de dag van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en niét op de dag waarop de werknemer instemt. Dit besliste de kantonrechter in Rotterdam onlangs.

Een werkgever wilde met wederzijds goedvinden afscheid nemen van een werknemer en ging daarom met hem een beëindigingsovereenkomst aan. De jurist van de werknemer ontving die ongedateerde overeenkomst op 21 september 2015 en gaf dezelfde dag een akkoord via een e-mail, waarna de werknemer op 22 september 2015 de overeenkomst binnenkreeg. Later zette hij zijn krabbel eronder en dateerde dit moment in de overeenkomst op 28 september 2015. Op 9 oktober 2015 meldde de jurist per brief aan de werkgever dat de werknemer zijn instemming herriep door middel van de wettelijke bedenktermijn (tool).

Ondertekening is logische start bedenktermijn

De werkgever stelde dat de bedenktermijn van twee weken al verlopen was, omdat de werknemer op 21 september akkoord ging en de termijn dus op 5 oktober zou eindigen. Volgens de werknemer startte de termijn echter pas op het moment van ondertekenen – 28 september – en hij stapte daarom naar het gerecht om loondoorbetaling en wedertewerkstelling te vorderen.
De rechter gaf in het kort geding aan dat een beëindigingsovereenkomst (tool) moet voldoen aan het zogenoemde schriftelijkheidsvereiste. Uit de documenten waarin de Wet werk en zekerheid wordt toegelicht blijkt dat hiervan in ieder geval sprake is als de betrokken partijen de overeenkomst ondertekenen. Bovendien is de ondertekening een concreet en duidelijk aantoonbaar moment.

Beëindigingsovereenkomst desondanks geldig

Toch kreeg de werknemer de vorderingen niet toegewezen. Op 3 november 2015 had de jurist per mail aan de werkgever laten weten dat de werknemer alsnog akkoord ging met de overeenkomst. Hoewel de werknemer beweerde dat hij nooit had gevraagd om deze e-mail te sturen, mocht de werkgever erop vertrouwen dat de mededeling namens de werknemer kwam. Omdat het halfjaar na het gebruikmaken van de bedenktermijn niet opnieuw een instemming is te herroepen, kon de werknemer zijn akkoord deze keer niet terugdraaien.
Rechtbank Rotterdam, 10 februari 2016, ECLI (verkort): 996