Als de bank van u eist om uw eigen lening aan uw bv achter te stellen bij de lening van de bank, loopt u het risico dat uw lening onzakelijk wordt, met alle gevolgen van dien. U mag namelijk niet uw eigen positie als schuldeiser verslechteren, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Een dga leende in 2007 een groot bedrag aan zijn bv. Voor deze lening was een keurige leningsovereenkomst opgesteld, met rente en een aflossingsschema. In 2008 ging de bv een lening aan bij de bank. De bank stelde als voorwaarde dat de lening van de dga achtergesteld werd. Toen de bv 2010 failliet ging, wilde de dga zijn lening afwaarderen en in mindering brengen op zijn inkomen, maar daar ging de Belastingdienst niet in mee. De inspecteur stelde namelijk dat het om een onzakelijke lening ging. De dga stapte hierop naar de rechter.
De rechter oordeelde dat de lening van de bv in eerste instantie voldeed aan alle eisen van een zakelijke lening op het moment dat de lening tot stand kwam in 2007. De dga ging echter de mist in door de eis van de bank te accepteren om zijn lening formeel achter te stellen. Volgens de rechter had de dga hiermee zijn eigen positie als schuldeiser verslechterd. Een onafhankelijke derde geldverstrekker zou zo’n verslechtering nooit accepteren. Door in te stemmen met de eisen van de bank, was de lening dus alsnog onzakelijk geworden. Hierdoor mocht de dga de lening uiteindelijk niet afwaarderen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18 februari 2015, ECLI (verkort): 1477