HIR geldt niet voor concern maar per bv

3 augustus 2016 | Door redactie

Heeft één bv binnen een concern een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd, dan is een voornemen tot herinvesteren bij een andere bv in datzelfde concern niet voldoende om vrijval te voorkomen. Het voornemen moet bestaan bij de bv waar de HIR is gevormd, zo oordeelde Rechtbank Gelderland onlangs.

In die zaak had een vastgoed-bv in 2007 een HIR gevormd. De inspecteur liet de HIR (tool) na drie jaar vrijvallen in de belastbare winst en corrigeerde de aangifte over 2007. De bv zou namelijk in die drie jaar geen onafgebroken voornemen hebben gehad om de gevormde reserve te herinvesteren. De bv was het hier niet mee eens en stapte naar de rechter. Daar stelde de bv dat ze deel uitmaakte van een concern van vastgoed-bv’s en dat er vanuit het concern een voornemen tot herinvesteren bestond.

Concernrelatie is niet voldoende

Volgens de bv was het beleid van het concern en van andere bv’s in het concern om geregeld een nieuwe aankoop te doen. Pas op dat moment werd bepaald welke vastgoed-bv de feitelijke koper zou worden. Volgens de rechter moet een bv waar de HIR is gevormd een onafgebroken voornemen kunnen aantonen. Dat concernrelaties hierbij een rol speelden, kon relevant zijn, maar dat betekende volgens de rechter nog niet dat het herinvesteringsvoornemen aan de bv zelf toe te rekenen viel. Andere omstandigheden of feiten waaruit een concreet voornemen bleek, kon de bv ook niet geven. De inspecteur had de HIR dus terecht vrij laten vallen.
Rechtbank Gelderland, 21 juli 2016, ECLI (verkort): 3986