Alternatieve fiscale dekking: sleutelen aan VPB-tarief?

9 april 2024 | Door redactie

Het kabinet heeft alternatieve maatregelen aangedragen die als financiële dekking kunnen dienen om een aantal fiscale ingrepen van de Tweede Kamer terug te draaien. De dekking kan onder meer komen van het verlagen van de mkb-winstvrijstelling of van het sleutelen aan de tarieven in de vennootschapsbelasting (VPB). De keuze is echter aan het parlement.

Tijdens de behandeling van de fiscale plannen voor 2024 heeft de Tweede Kamer de begroting vorig jaar in één avond nog voor miljarden verbouwd. In de zoektocht naar financiële dekking voor plannen van partijen zijn onder meer de (top)tarieven in box 2 en box 3 van de inkomstenbelasting nog met 2 procentpunten opgehoogd. Ook is er per 2025 een streep gezet door het fiscale voordeel op de inkoop van eigen aandelen door beursgenoteerde ondernemingen en wordt de zogeheten 30%-regeling voor buitenlandse werknemers geleidelijk versoberd

Zorgen over ondernemingsklimaat

Het kabinet stond destijds al niet te trappelen bij deze ingrepen. En aan die houding is niets veranderd, blijkt uit een brief (pdf) die demissionair staatssecretaris Van Rij van Financiën naar de Eerste Kamer heeft gestuurd. De bewindsman wijst erop dat de ingrepen hebben geleid tot een hoop gemor uit het bedrijfsleven, en dat diverse grote ondernemingen ook hun zorgen hebben geuit over het afglijden van het Nederlandse ondernemingsklimaat. Een maatregel als het afschaffen van het fiscale voordeel op de inkoop van eigen aandelen raakt volgens Van Rij direct aan het vestigingsklimaat. In omringende landen als België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk blijven dergelijke voordelen namelijk wel gewoon bestaan.
Ook het extra ophogen van het algemene tarief in box 3 naar 36% en het toptarief in box 2 naar 33% heeft volgens Van Rij vooral een verstorend effect. De staatssecretaris vermoedt dat het hogere box 3-tarief zal leiden tot meer kapitaalstortingen in bv's, waardoor het niet meer meetelt als vermogen voor box 3. Daarnaast komt het maximale gecombineerde tarief van box 2 en de VPB nu uit op 50,29%, wat hoger is dan het maximale tarief voor werknemers (49,5%) en zzp'ers (44,8%).

Miljoenen euro's gezocht 

Al met al ontstaat nu de opmerkelijke situatie dat het demissionaire kabinet alternatieven aandraagt voor beleid dat door de Tweede Kamer is ingezet. In totaal gaat het om vijf maatregelen, waarbij deze structurele bedragen moeten worden gedekt:

  1. Versobering 30% regeling: € 194 miljoen
  2. Afschaffing faciliteit inkoop eigen aandelen: € 814 miljoen
  3. Verhoging bankenbelasting: € 150 miljoen
  4. Verhoging box 2-tarief: € 220 miljoen
  5. Verhoging box 3-tarief: € 342 miljoen

Het kabinet heeft voor drie van die ingrepen alternatieve dekkingsvoorstellen opgesteld (zie de volgende alinea's). Voor de 30%-regeling is het wachten op de evaluatie van de regeling en bij de bankenbelasting zijn er niet zomaar alternatieven voorhanden. Wel benadrukt het kabinet dat ook voor deze alternatieven 'het democratische proces' moet worden doorlopen. Ofwel: de Tweede Kamer en de Eerste Kamer moeten keuzes maken en vervolgens ook weer instemmen met eventuele nieuwe ingrepen. Daarmee is dus niet gezegd dat de alternatieven uiteindelijk ook (in deze vorm) worden ingevoerd. Verder zijn de ingrepen ook nog afhankelijk van wat er in de zogeheten Voorjaarsnota staat, want daarin kan het kabinet het lopende beleid ook nog bijsturen. Deze nota staat vooralsnog voor april op de planning.

Alternatieven afschaffen inkoopfaciliteit eigen aandelen

Als mogelijke dekking voor de € 814 miljoen die het overeind houden van de inkoopfaciliteit kost, noemt het kabinet vier opties:

  1. Afschaffen of versoberen van BTW-regelingen die negatieve evaluatie hebben gekregen. Dat levert structureel € 814 miljoen op.
  2. Verhogen van de hoge Aof-premie met 0,38 procentpunt (nu 7,54%). De Aof-premie betalen werkgevers voor het arbeidsongeschiktheidsfonds (infographic). Deze verhoging brengt structureel € 868 miljoen op.
  3. Aanpassingen in de eerste schijf van de VPB. Het lage tarief ophogen van 19% naar 20,5% brengt € 828 miljoen in het laatje. Het verlagen van de schijfgrens voor het lage tarief van de huidige € 200.000 naar € 125.000 zou € 853 miljoen opleveren.
  4. Verhogen van het hoge tarief in de VPB. Het opschroeven van het huidige VPB-toptarief van 25,8% naar 26,6% heeft een verwachte opbrengst van structureel € 894 miljoen.

Bij de genoemde BTW-regeling gaat het om productcategorieën waarvoor nu een verlaagd BTW-tarief geldt. Bij de evaluatie van vorig jaar zijn die regelingen niet goed door de test gekomen.

Alternatieven voor hogere tarieven box 2 en box 3

Om de extra verhoging van het toptarief in box 2 van 31% naar 33% terug te draaien, moet er dus € 220 miljoen gevonden worden. Daarvoor ziet het kabinet deze opties:

  1. Verlaging van de mkb-winstvrijstelling naar 11,1%, wat € 224 miljoen zou opbrengen. Daarbij rekent het kabinet in de brief overigens met het oorspronkelijk voorgestelde percentage van 12,7% voor 2024, want de Tweede Kamer heeft vorig jaar juist ook besloten om de versobering te beperken tot 13,31%.
  2. Verhoging van het lage tarief in box 2 van 24,5% naar 26,5%. Dat zou structureel € 222 miljoen opleveren. Met een hoog tarief van 31% blijft het verschil volgens het kabinet groot genoeg om dividenduitkeringen te stimuleren.

Voor het verlagen van het algemene tarief in box 3 van 36% naar 34% is € 342 miljoen nodig. Ook daarvoor ziet het kabinet verschillende mogelijkheden:

  1. Verhoging van het eigenwoningforfait met 0,05 procentpunt. Dat levert de schatkist structureel € 465 miljoen op.
  2. Verhoging van alle tarieven in de schenk- en erfbelasting met 1,9 procentpunt. Dat zou € 352 miljoen opbrengen.
  3. Verlaging van het heffingsvrij vermogen in box 3 (nu € 58.026) waardoor belastingplichtigen dus eerder moeten gaan afrekenen in box 3. Deze verlaging zou structureel € 342 miljoen in het laatje brengen, maar het is enigszins onduidelijk om welke verlaging van het heffingsvrij vermogen het dan gaat. Want het kabinet noemt in de brief in de tekst een verlaging naar € 46.455, maar in de tabel wordt een bedrag van € 42.193 genoemd.