Met een sluitende rittenregistratie kan een werknemer aantonen dat hij niet meer dan vijfhonderd privékilometers in de auto heeft gereden. Hiervoor is volgens Gerechtshof Den Haag vereist dat de rittenregistratie ook de begin- en eindadressen bevat.
Stelt u een auto van de zaak ter beschikking aan een werknemer, dan moet u rekening houden met een bijtelling. Deze bijtelling kan achterwege blijven als de werknemer niet meer dan vijfhonderd privékilometers per jaar maakt. Een sluitende rittenregistratie is dan wel vereist. In deze zaak ging het om een directeur-grootaandeelhouder (dga) die voor zijn werkzaamheden een auto van de zaak kreeg. In 2012 startte de Belastingdienst met een boekenonderzoek. Uit het boekenonderzoek bleek dat de rittenregistratie van de dga niet voldeed aan de vereisten. De inspecteur concludeerde op basis daarvan dat de bijtelling ten onrechte achterwege was gebleven en corrigeerde dat met naheffingsaanslagen over de periode 2009 tot en met 2011.
Het gerechtshof volgde de conclusie van de inspecteur. De rittenregistratie was onvoldoende bewijs, omdat de adressen van de bestemmingen ontbraken. Daarnaast bleek uit de rittenregistratie dat het woon-werkverkeer varieerde van 15 tot 30 kilometer. Dit kwam niet overeen met de routeplanner van de ANWB. Daaruit bleek namelijk dat de snelste route 13 kilometer was, de kortste route 11,8 kilometer en de route zonder snelwegen 13,2 kilometer. De verantwoorde kilometers in de rittenregistratie weken daar dus behoorlijk vanaf. Het gerechtshof stelde daarom dat de dga geen sluitende rittenregistratie had bijgehouden. De rittenregistratie kon daardoor niet dienen als bewijs dat hij de auto voor niet meer dan vijfhonderd kilometer privé had gebruikt. De naheffingsaanslagen bleven dus in stand.
Gerechtshof Den Haag, 3 juni 2015, ECLI (verkort): 1470