Heeft uw onderneming een auto van de zaak ter beschikking gesteld aan de werknemers? Dan hoeft u geen rekening te houden met bijtelling als zij beschikken over een ‘Verklaring geen privégebruik auto’ en de werknemer een rittenadministratie bijhoudt. De Belastingdienst controleert deze en mag daarvoor ook camerabeelden gebruiken van de KLPD. Dit bleek onlangs uit een uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Een werknemer kan alleen een ‘Verklaring geen privégebruik auto’ aanvragen als hij met de auto van de zaak niet meer dan 500 privékilometers per jaar rijdt. Het is aan de Belastingdienst om dat privégebruik te controleren. Dit kan de fiscus bijvoorbeeld doen aan de hand van een door de werknemer opgestelde rittenadministratie. In deze zaak had de werknemer in 2011 en 2012 een auto van de zaak gekregen. In die jaren beschikte hij over een ‘Verklaring geen privégebruik auto’ en dus hoefde de werkgever geen rekening te houden met een bijtelling. De inspecteur verzocht de werknemer om het privégebruik over 2011 en 2012 aan te tonen. Als bewijs gaf de werknemer zijn zakagenda aan de inspecteur. Om de gegevens in de agenda te controleren vergeleek de fiscus het gebruik van de auto met de camerabeelden van de KLPD.
Uit die vergelijking bleek dat de rittenadministratie op bepaalde punten afweek van de camerabeelden. Dit was voor de inspecteur reden om een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen voor 2011 en 2012 op te leggen. De werknemer vond dat niet terecht en stelde dat het gebruik van deze foto’s inbreuk maakte op zijn privacy. Het gerechtshof vond dat het ging om een inmenging van het privéleven, maar wel om een geoorloofde inbreuk op de privacy. Controle van het privégebruik was volgens het gerechtshof gerechtvaardigd en de Belastingdienst probeerde dat systeem zo efficiënt mogelijk in te richten. Een andere methode zou net zo goed een inbreuk op de privacy betekenen. Daarnaast was de gebruikte methode gebonden aan strikte regels en waren de gegevens niet beschikbaar voor derden. De naheffingsaanslagen bleven dus in stand.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 27 maart 2015, ECLI (verkort): 1087