Tbs-regeling ook van toepassing bij tussenplaatsen derde

20 juni 2023 | Door redactie

Volgens de rechtbank moet het begrip ‘ter beschikking stellen’ in de terbeschikkingstellingsregeling (tbs-regeling) ruim worden uitgelegd. Ook als er een derde zonder economische functie wordt tussengeplaatst is er sprake van ter beschikking stellen.

Een directeur-grootaandeelhouder (dga) krijgt met de tbs-regeling (verdiepingsartikel) te maken als deze (of de fiscale partner) vermogensbestanddelen ter beschikking stelt aan een vennootschap of bv waarin hij een belang heeft. Vaak gaat het dan om het verhuren van uw pand aan de onderneming of de onderneming van een met de dga verbonden persoon. De opbrengsten minus de aftrekbare kosten en de vrijstelling moet de dga aangeven in box 1 als ‘inkomsten uit beschikbaar gestelde bezittingen’ (tool). De vrijstelling bedraagt 12% van het resultaat uit het inkomen van het ter beschikking stellen. Over de definitie ‘ter beschikking stellen’ ging het in onderstaande zaak.

De bv fungeerde enkel als tussenschakel

Het ging hier om een echtpaar dat indirect alle aandelen bezat in bv A. Hun kinderen hadden alle certificaten van aandelen in bv C, die alle aandelen bezat in bv B, een café-restaurant. Het koppel bezat in privé een pand dat bestond uit een restaurant met twee bijgebouwen. Zij verhuurden één bijgebouw voor € 6.000 per jaar aan bv A. De rest verhuurde het echtpaar voor € 150.000 per jaar aan bv B. Bv A leverde ook goederen en diensten aan bv B. De inspecteur vond dat de verhuur van het pand moest worden aangemerkt als een tbs waardoor de vergoedingen belast waren in box 1. Het pand was volgens de inspecteur feitelijk ter beschikking gesteld aan bv A, bv B fungeerde enkel als tussenschakel. Het koppel vormde het bestuur van de Stichting Administratiekantoor van bv C en volgens de inspecteur kon niet worden uitgesloten dat de kinderen de certificaten in de aandelen bv C voor rekening van hun ouders hielden.

Beroep werd ongegrond verklaard

Het stel ging in beroep tegen de navorderingsaanslagen maar de rechtbank schaarde zich achter de inspecteur. De rechter vond dat de inspecteur voldoende aannemelijk had gemaakt dat bv B economisch bezien niet meer dan een intermediairfunctie vervulde. De kinderen bezaten weliswaar alle certificaten van aandelen in bv B, maar hadden geen stemrecht. Het echtpaar had als enig bestuurder van de Stichting Administratiekantoor de zeggenschap over bv B, de huurder van het pand. Daarmee hadden zij dus zowel de rol van verhuurder als de rol van huurder. Dit volgde ook uit het feit dat de huurovereenkomst door de man van het stel was ondertekend als zowel huurder als verhuurder. Verder was het ook nog zo dat bv B zelf geen personeel in dienst had en alleen maar verlies leed. De rechter vond daarom dat aan bv B economisch gezien geen zelfstandige betekenis toekwam en dat bv A feitelijk gebruik maakte van het pand. Het pand was dus aan te merken als een ter beschikking gesteld vermogensbestanddeel. De rechter verklaarde het beroep van het echtpaar ongegrond.
Rechtbank Gelderland, 15 mei 2023 (gepubliceerd 15  juni 2023), ECLI (verkort): 2746, 2738