Het verschil: surseance van betaling en faillissement

4 september 2020 | Door redactie

Of er nu sprake is van surseance van betaling of een faillissement, in beide situaties betekent het dat een onderneming in een slechte financiële positie verkeert. Het is onjuist om een surseance van betaling over één kam te scheren met een faillissement, omdat er wezenlijke verschillen zijn. Maar welke verschillen zijn er nu precies tussen een surseance van betaling en een faillissement?

Surseance van betaling betekent uitstel van betaling. Surseance van betaling kan een uitkomst zijn als een ondernemer wat ademruimte nodig heeft om orde op zaken te stellen. In de periode van surseance van betaling krijgt hij de gelegenheid om betalingsregelingen te treffen met schuldeisers. Een andere mogelijkheid is dat de onderneming crediteuren (tool) een akkoord aanbiedt. Dat kan een redding zijn, maar de praktijk wijst uit dat na surseance van betaling veelal toch een faillissement volgt. Bij faillissement (tool) gelden andere regels dan bij een surseance van betaling.

De aanvrager van surseance van betaling of faillissement verschilt

Het 1e verschil begint al bij wie gerechtigd is om het verzoek om surseance van betaling of faillissement aan te vragen. Een faillissementsverzoek kan de ondernemer zelf indienen, maar dat kan ook een schuldeiser doen. Bij een surseance van betaling ligt dit anders. Een verzoek tot surseance van betaling kan namelijk alleen door de ondernemer zelf ingediend worden.Vervolgens krijgt de ondernemer te maken met een met een bewindvoerder. Deze bewindvoerder beheert en beschikt samen met de ondernemer over de onderneming. De ondernemer kan bij surseance van betaling dus niet zelf bijvoorbeeld een auto van de zaak verkopen om geld te genereren. In het geval van een faillissement stelt de rechter een curator aan. In een faillissementssituatie is de ondernemer beschikkingsonbevoegd en gaat de curator over de boedel. Overigens is het vaak zo dat de bewindvoerder die tijdens de surseance van betaling de scepter zwaait, later optreedt als curator.
Er is ook een verschil in doelstelling van een surseance van betaling en faillissement. In het 1e geval is het doel om tijd te geven om afspraken te maken met de crediteuren. De onderneming wordt niet opgeheven. Dit ligt anders als er sprake is van een faillissement. Als er sprake is van een faillissement, is het doel de boedel te gelde te maken. De onderneming houdt op te bestaan.

De rechten van schuldeisers zijn in beide situaties verschillend

Als het met een onderneming niet goed gaat, staan er schuldeisers op de stoep. Er is een rangorde (tool) in deze rij schuldeisers en wel als volgt: eerst de boedelvorderingen, daarna de preferente vorderingen, vervolgens de concurrente schuldeisers en tot slot de achtergestelde vorderingen. Een surseance van betaling heeft uitsluitend betrekking op concurrente schuldeisers, terwijl bijvoorbeeld de Belastingdienst (een preferente crediteur) zich niets hoeft aan te trekken van de surseance van betaling, wat weer wel het geval is bij een faillissementssituatie. 

SURSEANCE: doel is instandhouding van de onderneming, aanvraag doet ondernemer zelf, er komt een bewindvoerder, preferente crediteur hoeft geen rekening te houden met volgorde schuldeisers bij surseance.

FAILLISSEMENT: doel is opheffing onderneming, ondernemer of schuldeisers doen aanvraag, rechter stelt curator aan, preferente crediteur houdt zich aan rangorde van schuldeisers.