Wat kunnen familiebedrijven leren van concullega's die al 100 jaar bestaan? Onder meer dat het belangrijk is om een generatiekloof in de bedrijfstop te voorkomen, te blijven investeren in innovatie en het bedrijfsmodel niet radicaal om te gooien. En dat het erg helpt om de familienaam in te zetten.
Nederland telt zeker 137 familiebedrijven die al meer dan 100 jaar bestaan, zo blijkt uit onderzoek van het Erasmus Centre for Family Business (ECFB), in samenwerking met accountantsbureau BDO en Rabobank. Het ECFB heeft onderzocht wat belangrijke factoren zijn om het zo lang vol te houden als familiebedrijf en welke risico’s er komen kijken bij het klimmen der jaren.
In het onderzoek zijn de financiële gegevens bekeken van 6.500 beursgenoteerde ondernemingen wereldwijd. Daarvan zijn er bijna 32% een familiebedrijf. Eén van de conclusies is dat familiebedrijven (infographic) op langere termijn langzamer gaan groeien. Die vertraging is groter dan bij niet-familiebedrijven ‘op leeftijd’. Onder leiding van de 1e generatie groeien familiebedrijven harder dan gemiddeld, vanaf de 3e generatie juist langzamer dan gemiddeld. Volgens de onderzoekers is het dan ook raadzaam om tegen de tijd dat de 3e generatie aan het roer komt de bedrijfsvoering onder de loep te nemen.
Zeker omdat blijkt dat oudere familiebedrijven rond die tijd ook minder gaan investeren in innovatie. Want waarom zou je een product aanpassen dat al decennia goed werkt? Omdat het risico is dat deze familiebedrijven ‘door hun behoudzucht compleet de boot missen’, luidt het antwoord van de onderzoekers.
Logische vervolgvraag is dan wat het geheime recept is van familiebedrijven die deze valkuilen weten te omzeilen en wél de 100 jaar aantikken. Het onderzoek (pdf) onderscheidt 5 ingrediënten voor succes bij oudere familiebedrijven: