Foute beschikking fe VPB wel toetsen aan vertrouwensbeginsel

4 december 2023 | Door redactie

De Hoge Raad heeft aangegeven dat een fiscale eenheid (fe) vennootschapsbelasting (VPB) niet tot stand komt als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Maar als er aan de verstrekte beschikking vertrouwen kan worden ontleend vindt ons hoogste rechtsorgaan dat er toch sprake is van een fiscale eenheid.

Ondernemingen die een fiscale eenheid voor de VPB willen vormen en aan de voorwaarden voldoen (infographic) moeten daarvoor een verzoek indienen bij de inspecteur. De Belastingdienst geeft dan een beschikking af waardoor de ondernemingen als  één ondernemer worden aangemerkt. Het voordeel is onder andere dat er maar één keer aangifte hoeft te worden gedaan voor alle ondernemingen samen.

Niet aan de voorwaarden voldaan

In deze zaak ging het om twee bv’s die op 25 februari 2011 een verzoek aan de inspecteur deden omdat ze een fe voor de VPB wilde vormen. De inspecteur gaf de beschikking hiervoor af op 21 maart 2011. De aanslag VPB over 2010 werd overeenkomstig de aangifte opgelegd. In 2015 verrichtte de Belastingdienst een boekenonderzoek bij de bv’s. De inspecteur gaf daarbij aan dat de fiscale eenheid voor de VPB nooit kon hebben bestaan omdat de moeder-bv niet ten minste 95% van het economisch eigendom van de aandelen van de andere bv bezat. Hij legde daarom een navorderingsaanslag VPB voor 2010 op. De moeder-bv was het daar niet mee eens en ging in bezwaar, vervolgens in beroep en in hoger beroep. De staatssecretaris stelde daarna beroep in cassatie in.

Beschikking moet rechtszekerheid geven

De Hoge Raad gaf aan dat een beschikking fe rechtszekerheid moet geven voor zowel de betrokken belastingplichtigen als de Belastingdienst. Er moet vooraf komen vast te staan dat, en vanaf welk tijdstip, belastingplichtigen een fe vormden. De beschikking gaat echter niet zo ver dat er een fe ontstaat als niet aan de vereisten wordt voldaan, tenzij aan de beschikking vertrouwen kan worden ontleend. Er kan door de bv's geen vertrouwen worden ontleend aan de beschikking als: 

  • bij het verzoek om die beschikking of naar aanleiding van vragen van de inspecteur om nadere inlichtingen, onjuiste of onvolledige inlichtingen waren verstrekt of de inspecteur de juiste en volledige inlichtingen daarover had onthouden; terwijl 
  • de belastingplichtige redelijkerwijs had moeten weten dat de inspecteur daardoor niet in staat was het verzoek goed en volledig op zijn fiscale merites te beoordelen.

De zaak werd verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden om te beoordelen of er sprake is van opgewekt vertrouwen.
Hoge Raad, 1 december 2023, ECLI (verkort): 1675