Een woning is pas een hoofdverblijf als het bij deze woning om de centrale levensplaats van de belastingplichtige gaat. Dan pas mag hij dus de kosten van de woning aftrekken. Dit heeft de Hoge Raad onlangs bevestigd.
De man in deze zaak was eigenaar van een woning in plaats A. In 2009 kochten hij en zijn vrouw een woning in een andere plaats voor € 2,4 miljoen. Tot die aankoop was de man nog in plaats A in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven. Na de aankoop liet hij zich in de andere plaats inschrijven. In zijn aangifte wilde hij de betaalde canon voor de woning aftrekken als kosten eigen woning (tool). De inspecteur was het hier niet mee eens omdat er geen sprake was van een eigen woning omdat het huis in de andere plaats geen hoofdverblijf was.
Het hof gaf aan dat de woning in de andere plaats geen hoofdverblijf was omdat deze plek niet de centrale levensplaats van de belastingplichtige was. De rechter onderbouwde dit met de volgende feiten: de man overnachtte veel vaker in plaats A dan in de andere plaats, zijn sport- en verenigingsleven speelde zich in plaats A af en pinnen deed hij ook veel vaker in plaats A dan in de andere plaats. De man had ook een stichting en die was nog ingeschreven in plaats A. Dat hij ingeschreven was in de gemeentelijke basisadministratie van de andere plaats deed hier niet ter zake. Zijn centrale levensplaats was dus in plaats A en het huis daar was zijn hoofdverblijf. De kosten van de canon van het nieuwe huis mocht de man dus niet aftrekken.
Hoge Raad 22 februari 2019, ECLI (verkort): 289