Aanpassen verdeling inkomen box 1 mag ook later nog

22 februari 2024 | Door redactie

Fiscale partners kunnen in hun aangifte inkomstenbelasting (IB) het inkomen verdelen onder elkaar van bepaalde onderdelen zoals het inkomen uit eigen woning. De Belastingdienst vindt dat deze verdeling kan plaatsvinden c.q. aangepast kan worden tot het moment dat de definitieve aanslag IB onherroepelijk is. Van de rechter mag dit echter ook later nog: nadat er een navorderingsaanslag is opgelegd en die onherroepelijk is geworden.

Fiscale partners kunnen met hun aangifte IB vaak flink wat besparen. De aftrekposten en gemeenschappelijke inkomsten mag een belastingplichtige namelijk met die partner onderling verdelen. Onder het gemeenschappelijk inkomen valt het belastbare inkomen uit de eigen woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang en de persoonsgebonden aftrek. Ook met de gezamenlijke grondslag voor sparen en beleggen (box 3) mag geschoven worden. Er kan dus niet met alle inkomsten en aftrekposten geschoven worden. Zo moet een belastingplichtige over looninkomsten, winst uit onderneming, loon of pensioen zelf aangifte doen. Let bij de toerekening echter wel goed op en check bijvoorbeeld wel de gevolgen voor ieders heffingskorting. 

Toch nog herziening verdeling bij navorderingsaanslag mogelijk

Het schuiven met inkomen mag tot het moment dat de definitieve (primitieve) aanslag onherroepelijk is (vaak zes weken na datum aanslag) van de Belastingdienst. Maar de rechter heeft onlangs aangegeven dat er ook nog herzien kan worden als er een navorderingsaanslag wordt opgelegd. In deze zaak speelde het volgende: Een man en vrouw gaven in hun IB-aangifte over 2018 als eigenwoningrente een bedrag van € 6.630 aan. De opbrengst eigen woning bedroeg negatief € 11.256. De man rekende daarvan negatief € 8.256 (73,35%) tot zijn inkomen en de vrouw negatief € 3000 (26,65%). In 2019 overleed de man (V&A). De definitieve aanslagen werden conform de aangiften opgelegd. Op 23 juni 2020 dienden de echtgenote en de erven van de man een herziene aangifte IB in. Daarin gaven zij als opbrengst eigen woning negatief € 4.964 aan, waarvan € 2.860 negatief (57,62%) aan de echtgenote werd toegerekend en negatief € 2.104 (42,38%) bij de (erven van de) man werd aangegeven. De Belastingdienst legde vervolgens navorderingsaanslagen op maar de inspecteur hanteerde hierbij de verdeling van de in de definitieve aanslagen gehanteerde procentuele verdeling en dus niet die van de herziene aangifte. Daar waren de echtgenote en de erven het niet mee eens.

Onherroepelijk vaststaan navorderingsaanslag

Het hof gaf aan dat in de toelichting op artikel 2.17 lid 4 Wet IB 2001 wel een reden te vinden is die de wijziging van de verdeling van de onderlinge verhouding van de opbrengsten van de eigen woning toestaat tot het moment waarop de aanslag en de navorderingsaanslag van de belastingplichtige of zijn fiscaal partner onherroepelijk vaststaan. Het hof gaf de (erven van de) man en de echtgenote dus gelijk. De aanpassing van de verdeling van de herziene aangifte moest dus doorgevoerd worden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13 februari 2024 (gepubliceerd 19 februari 2024), ECLI (verkort): 1408,1409