De invloed van de ondernemingsraad (OR) houdt in principe op bij de landsgrenzen. Heeft de onderneming vestigingen in meer Europese landen, dan kan het zinvol zijn om een Europese ondernemingsraad in te stellen.
Een Europese ondernemingsraad (EOR) heeft recht op informatie en raadpleging over grensoverschrijdende onderwerpen binnen de onderneming. Er gelden een aantal voorwaarden voor de oprichting van een EOR:
Deze voorwaarden zijn opgesteld door de Europese Commissie en vastgelegd in 1994 in de ‘EOR-richtlijn’. Deze richtlijn is voor het laatst vernieuwd in 2009. Volgens deze richtlijn moeten de Europese lidstaten zelf wetgeving maken op het gebied van de Europese ondernemingsraad. In Nederland is dat de Wet op de Europese ondernemingsraden (WEOR). De richtlijn is van toepassing op alle landen die lid zijn van de Europese Unie en die onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen, namelijk Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.
Als een onderneming aan de randvoorwaarden voor een EOR voldoet, dan kunnen de werknemers of het hoofdbestuur het initiatief nemen om een EOR in te stellen. Bij een initiatief van de werknemers (meestal via de ondernemingsraden of vakbonden) moeten minimaal 100 werknemers uit twee verschillende landen hiervoor een verzoek indienen. Het hoofdbestuur van de onderneming moet dan een Bijzondere Onderhandelingsgroep (BOG) oprichten, die de onderhandelingen aangaat over de totstandkoming van de EOR. Het resultaat van de onderhandelingen wordt vastgelegd in een overeenkomst en na ondertekening daarvan, is de EOR een feit.