De Hoge Raad heeft aangegeven dat een akte van levering geen factuur is in de zin van de BTW. De akte is namelijk alleen maar een verklaring dat er een koopprijs is overeengekomen en dat over die prijs BTW verschuldigd is.
In deze zaak ging het om een ondernemer die handelde in onroerende zaken en BTW-ondernemer (tool) was. Deze ondernemer kocht in 1997 een bouwterrein en trok de daarbij in rekening gebrachte BTW af. In 2001 verkocht hij dit terrein aan twee kopers die ook BTW-ondernemer waren. Daarbij werden notariële akten opgesteld. Hierin was opgenomen dat er BTW verschuldigd was. De inspecteur legde aan de ondernemer twee naheffingsaanslagen (tool) op omdat hij de verschuldigde BTW bij de verkoop niet had voldaan. De ondernemer vond echter dat hij geen BTW-ondernemer was. Het Hof gaf aan dat de ondernemer wel BTW-ondernemer was en oordeelde ook dat de akten als factuur voor de BTW moesten worden aangemerkt omdat er in de akten BTW was opgenomen.
De Hoge Raad besliste echter anders. De hoogste rechter vond dat de akten niet meer inhielden dan een verklaring hoe hoog de koopprijs was en dat over deze prijs 19% BTW was verschuldigd. Er was geen sprake van een vordering van een betaling en dus ook niet van een factuur. Met dit arrest komt de Hoge Raad terug op eerder door hem uitgesproken arresten in de jaren ’80.
Hoge Raad, 25 november 2016, ECLI (verkort): 2664