BVm: maatschappelijke bv laat nog op zich wachten

8 maart 2024 | Door redactie

Het is nog onduidelijk wanneer ondernemers kunnen kiezen voor de maatschappelijke bv (BVm) als rechtsvorm. De plannen voor de BVm zijn al in 2021 aangekondigd, maar minister Adriaansens van Economische Zaken meldt nu dat er nog onopgeloste hobbels zijn bij het vormgeven van deze nieuwe rechtsvorm.

Het idee achter de BVm is dat ondernemingen die vooral een maatschappelijk of sociaal doel nastreven met zo'n rechtsvorm beter herkenbaar zijn. Zo zou voor de buitenwereld duidelijker moeten zijn dat voor deze ondernemingen de maatschappelijke impact voorop staat, en niet het uitkeren van winst aan aandeelhouders. De opbrengsten zouden juist terug moeten vloeien naar het maatschappelijke doel.

Minister geeft geen tijdpad

Over een eerste aanzet voor een wettelijke regeling voor de BVm is al in 2021 een internetconsultatie gehouden. Maar sindsdien is het redelijk stil. Reden voor de ChristenUnie om Kamervragen te stellen over de voortgang van de BVm. In haar antwoorden noemt minister Adriaansens echter geen tijdpad. Op de vraag of er in het eerste kwartaal van 2024 een internetconsultatie zal komen over een aangepast wetsvoorstel voor de BVm gaat de minister niet concreet in. Er is de afgelopen tijd gewerkt aan een voorontwerp voor een wettelijke regeling, maar dat proces is nog niet afgerond, aldus Adriaansens. De minister wil het ontwerp nog voorleggen aan deskundigen, en naar aanleiding daarvan wordt er een 'besluit genomen over de voortgang van dit traject'. Dit alles zal volgens Adriaansens 'nog enige tijd in beslag nemen'.  

Winst en vermogen van de BVm

Dat de nieuwe rechtsvorm voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (artikel) er op korte termijn zal zijn, ligt gezien de antwoorden van de minister dus niet echt voor de hand. Want hoewel Adriaansens beseft dat een groep ondernemers uitziet naar de komst van de BVm, wil zij ook zeker weten dat de wettelijke regeling voldoende toegevoegde waarde heeft. Daarom moet een nieuwe regeling praktisch en juridisch werkbaar zijn, en niet leiden tot overlap of tegenstrijdigheden met andere wettelijke bepalingen op het gebied van ondernemingsrecht. Het blijkt nog lastig om dat alles bij elkaar te brengen in een nieuwe regeling. Volgens Adriaansens valt het vooral niet mee om goed vast te leggen hoe er wordt omgegaan met de winst en het vermogen van de BVm. Met name op dat gebied wil de minister dan ook van deskundigen horen hoe zij erover denken.