Machines weghalen? Eerst melden bij de Belastingdienst

9 augustus 2021 | Door redactie

De Belastingdienst kan als schuldeiser bijvoorbeeld machines die op de grond van een onderneming staan opeisen. Dit is het bodemrecht. Een onderneming die zich probeerde te beroepen op een uitzondering in deze regeling, heeft bot gevangen bij de rechter.

In de praktijk staat de Belastingdienst vaak voor in de rij van schuldeisers, bijvoorbeeld bij een faillissement. De fiscus heeft dan ook vergaande bevoegdheden om belastingschulden te innen, waarbij het bodemrecht een van de meest ingrijpende is.

Beslag op roerende zaken via bodemrecht

Via het bodemrecht kan de Belastingdienst beslag leggen op roerende zaken die zich op het terrein (de ‘bodem’) van de onderneming bevinden. Dat zijn dus verplaatsbare goederen, zoals losstaande machines. Daarvoor hoeven de machines niet eens het eigendom te zijn van de onderneming. Het is genoeg als ze op het terrein staan. Ook het begrip ‘bodem’ is ruim. Dat de grond waar de machine op staat geen eigendom is van de onderneming is geen belemmering voor het bodemrecht. Het is voldoende als de onderneming het terrein in gebruik heeft en daar onafhankelijk van anderen de beschikking over heeft. Door beslag te leggen kan de fiscus de goederen zelf verkopen en met de opbrengst de schuld vereffenen.
Het stiekem weghalen van roerende zaken vóór er beslag wordt gelegd is er ook niet bij. Ondernemingen moeten namelijk verplicht een melding doen bij de Belastingdienst als zij van plan zijn om een bodemgoed weg te halen. De fiscus heeft dan nog vier weken de tijd om een besluit te nemen over het uitoefenen van het bodemrecht.

Beroep op uitzonderingsregeling mislukt

Juist over die meldingsplicht ging het in deze zaak. Een onderneming (de ‘lessor’) had met een bv (de ‘lessee’) een overeenkomst gesloten voor het leasen van machines. De lessor had de machines op 21 juli 2017 teruggenomen en overgeplaatst naar een andere bedrijfslocatie. Op 2 augustus 2017 werd de lessee failliet verklaard. Na contact met de curator concludeerde de Belastingdienst dat de lessor niet had voldaan aan de meldingsplicht. Daarom moest zij volgens de fiscus opdraaien voor de belastingschulden van de failliete bv, ter waarde van ruim € 772.000.
De lessor deed bij de rechter een beroep op een uitzonderingsregeling, waardoor de meldingsplicht volgens haar niet zou gelden. Onder voorwaarden geldt namelijk een terughoudend beleid bij leaseovereenkomsten. Daarvoor moest de lessor dan onder meer aantonen dat het economisch risico voor de machines vooral bij haar lag. Volgens de rechter was zij daar niet in geslaagd. De lessor had dus wel degelijk een meldingsplicht. Nu zij daar niet aan had voldaan, moest zij dus inderdaad opdraaien voor de belastingschuld.
Rechtbank Den Haag, 4 juni 2021 (publicatiedatum: 5 augustus 2021), ECLI (verkort): 8458