Vergeleken met de afgelopen negen jaar lag het aantal stakingen in het jaar 2015 het hoogst: 27 keer legden werknemers het werk neer. Een staking heeft een behoorlijke impact op de organisatie, dus vaak zetten vakbonden en werknemers het in als laatste redmiddel.
In 2015 waren er 27 stakingen en daarmee gingen 48.000 werkdagen verloren. Sinds 1999 was het aantal stakingen alleen hoger in 2005 en 2006. Toen waren er respectievelijk 28 en 31 stakingen. In 2015 duurde een staking gemiddeld 1,8 werkdagen en ging het om 42.000 werknemers die staakten. Een staking moet wel als laatste redmiddel worden ingezet; de rechter kan worden ingeschakeld om te beoordelen of dit echt het geval is. Voorafgaand aan een staking is het dus belangrijk, dat werkgever, werknemer, ondernemingsraad en vakbond met elkaar in gesprek gaan om een oplossing te zoeken.
Bij de politie duurde de staking in 2015 het langst. Verder kwamen de meeste stakingen voor in de industrie en de sector vervoer en opslag. Het blijken vooral de vakbonden te zijn die de stakingen uitroepen. Een derde van de stakingen kwam door een conflict rondom de cao, bij 15% ging het enkel om problemen rondom het loon. In meer dan de helft van de gevallen ontstond de staking door een verandering in het takenpakket, verplaatsing van de werknemers of een dreiging dat er ontslagen zouden vallen.
Als werknemers staken, hebben zij in principe geen recht op loon. De regel geen arbeid, geen loon gaat dan op. Ook bij een publieksvriendelijke staking bleek onlangs dat de werkgevers het loon mochten inhouden. Contributie betalen aan de vakbond (tool) is voor werknemers wel een goed idee: vaak krijgen zij dan compensatie van het misgelopen loon uit de stakingskas van de bond.