Heeft de OR de jaarrekening al ontvangen?

26 augustus 2022 | Door redactie

Om het medezeggenschapswerk goed uit te kunnen voeren, is het voor de OR belangrijk om de juiste informatie tijdig te ontvangen. Afhankelijk van het type onderneming heeft de OR ook recht op de jaarrekening. De jaarrekening moet vóór 1 augustus bij de Kamer van Koophandel (KvK) zijn ingediend. Heeft de OR de jaarrekening nog niet ontvangen, dan moet de raad de bestuurder dus aan zijn mouw trekken!

Voor de organisatievormen bv en nv waarvan het boekjaar eindigt op 31 december, moet de jaarrekening elk jaar uiterlijk op 31 juli bij de KvK liggen. Als de ondernemingsraad (OR) recht heeft op de jaarrekening, maar deze nog niet heeft ontvangen, moet de OR daarover navraag doen bij de bestuurder. De jaarrekening zou klaar moeten liggen, aangezien deze al ingediend moet zijn bij de KvK. Soms wordt echter uitstel verleend met een maximum van zes maanden. Dat gebeurt alleen als de aandeelhouders de jaarrekening om bijzondere redenen niet binnen de gestelde termijn kunnen vaststellen.

Advies OR op basis van de jaarrekening

Op basis van artikel 25 WOR heeft de OR adviesrecht. Onder lid 1 a t/m n is vastgesteld op welke zaken dit adviesrecht van toepassing is. Daaronder vallen ook veel besluiten op financieel gebied, zoals grote investeringen, het aantrekken of verstrekken van een belangrijk krediet en het eigenrisicodragen voor bepaalde sociale verzekeringen. Staat de bestuurder op het punt een belangrijke beslissing te nemen op financieel gebied, dan kan de OR de jaarrekening goed gebruiken als ondersteuning van het advies. Inzicht in de jaarrekening vergroot dus de opties van de OR om invloed uit te oefenen (artikel)

Heeft de OR recht op de jaarrekening?

In artikel 31a, lid 2 WOR staat beschreven welke ondernemingsraden zich kunnen beroepen op het recht op de jaarrekening van hun organisatie. Het type onderneming bepaalt of de OR ook daadwerkelijk recht heeft op de jaarrekening. Het gaat hier om ondernemingen die:

“in stand worden gehouden door een stichting of vereniging als bedoeld in artikel 360, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij, een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.”