Probeert u uw kind te helpen met financiering voor een eigen onderneming? Maak dan goede afspraken over het bedrag dat u ter beschikking stelt. U kunt het geld namelijk achteraf niet zomaar als schenking aanmerken als de geldverstrekking in eerste instantie verdacht veel op een lening leek. Dit heeft het gerechtshof in Den Bosch bepaald.
Het draaide in deze zaak om een ondernemer wiens zoon een eigen onderneming opstartte, eerst als eenmanszaak en later als bv. De ondernemer verstrekte aan zijn zoon in rekening-courant financiële middelen voor start- en werkkapitaal. Voor deze verstrekkingen werd geen leningovereenkomst (tool) opgesteld.
Met de onderneming van de zoon ging het al snel bergafwaarts. Een bank wilde wel een lening verstrekken, op voorwaarde dat de schuld aan zijn ouders werd afgebouwd door middel van schenkingen. Bij de aangifte inkomstenbelasting voerde hij de bedragen op als negatief inkomen uit overige werkzaamheden. Hier stak de inspecteur echter een stokje voor. Voor de rechter stelde de inspecteur dat er helemaal geen sprake was van een schenking, maar van een lening.
De rechter was het met de fiscus eens. Volgens de rechter is het verstrekken van geld bij de start van een onderneming bedoeld als startkapitaal om uiteindelijk winstgevend te worden. Bovendien waren de bedragen ook op de balans opgenomen als kortlopende schuld. Maar ook al was er sprake van een lening, dan nog had de vader het bedrag niet in mindering mogen brengen op zijn aangifte. Er was namelijk overduidelijk sprake van een onzakelijke lening (artikel). Er was geen rente afgesproken, en ook geen terugbetalingstermijn. Een onafhankelijke derde zou dit nooit hebben toegestaan. Het gelijk was daarom aan de inspecteur.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 9 juli 2015, ECLI (verkort): 2576