Een organisatie die zich wil verweren tegen een aanslag, moet alle stukken krijgen waar de Belastingdienst die aanslag op baseert. Anders is het een schending van het zogeheten verdedigingsbeginsel. Voor de rechtbank in Haarlem ging daarom een naheffingsaanslag van dik € 30 miljoen van tafel.
De naheffingsaanslag voor de BTW (tools) was opgelegd aan een bv die vooral internationaal handelde in elektronica. De inspecteur had ook nog een boete van ruim € 15 miljoen opgelegd, plus een bedrag aan heffingsrente van meer dan € 2 miljoen. Volgens de Belastingdienst had de bv namelijk geen recht op de BTW-aftrek voor transacties met ruim 50 buitenlandse afnemers (tool). De inspecteur stelde dat er fraude was gepleegd door deze buitenlandse afnemers en dat de bv dit had moeten weten.
De bv beriep zich op het verdedigingsbeginsel. De inspecteur had haar namelijk niet alle stukken aangeleverd waar de naheffing (tool) op gebaseerd was. De rechtbank kwam tot dezelfde conclusie. Sommige stukken ontbraken, waardoor de bv niet tot op detailniveau op alle overwegingen van de inspecteur had kunnen reageren.
Dat die documenten niet direct voorhanden waren en dat de inspecteur niet wist dat die stukken verstrekt moesten worden, waren volgens de rechter geen reden om het verdedigingsbeginsel te schenden.
Om ook te kunnen overgaan tot het schrappen van de naheffingsaanslag, moest er echter ook voldaan zijn aan het zogenoemde ‘andere-afloop-criterium’. Ofwel: de vraag of er een andere uitkomst was geweest als de belastingplichtige wél over alle stukken had kunnen beschikken. De rechtbank vond dat daaraan was voldaan. De naheffingsaanslag, de boete én de beschikking heffingsrente verdwenen dus in de prullenbak.
Rechtbank Noord-Holland, 30 juni 2017, ECLI (verkort): 6221