Ook al is een klein deel van een perceel bebouwd dan kan er toch sprake zijn van een bouwterrein. Het bebouwde deel moet dan ondergeschikt zijn aan het onbebouwde deel. En dan is er dus BTW verschuldigd over de levering. Dit heeft rechtbank Gelderland onlangs aangegeven.
Over de vraag of er sprake van een bouwterrein is en er dus over de levering ervan BTW moet worden afgedragen, is al vaak geruzied bij de rechter. En ook in onderstaande zaak is het niet anders.
Hier ging het om een BTW-ondernemer die een aantal percelen verkocht. Op een van de percelen bevond zich een fietsenstalling van 8 m2 waarnaar een asfaltpad leidde. Ook lag er een verharding van 30 m2 voor een parkeerplaats. Op het perceel bevond zich ook een monumentale tuin met een theekoepel. De tuin was niet openbaar toegankelijk. Het perceel had een totale oppervlakte van 2.350 m2. Op 270 m2 van het perceel mag bebouwing worden gerealiseerd. De Belastingdienst vond dat het perceel een bouwterrein voor de BTW was. De ondernemer had dus over de levering BTW moeten afdragen, maar dit was niet gebeurd. De fiscus legde daarom een naheffingsaanslag BTW op van € 171.727 met een verzuimboete van € 5.278. De ondernemer was het hier niet mee eens en ging in beroep.
Rechtbank Gelderland vond dat de ondernemer ongelijk had. Volgens de rechter was de levering van onroerende zaken in principe vrijgesteld van BTW (verdiepingsartikel), tenzij er sprake was van een bouwterrein. Onder een bouwterrein moet worden verstaan ‘onbebouwde grond die kennelijk bestemd was om te worden bebouwd met een of meer gebouwen’. De fietsenstalling, de theekoepel, het asfaltpad en de verharding konden als gebouw worden aangemerkt. Maar de aard en omvang van deze bebouwing was gering. Daarnaast was het maar een heel klein deel, ongeveer 3%, van het hele perceel. Het bebouwde gedeelte was dus ondergeschikt aan het onbebouwde gedeelte en daarom moest de onbebouwde grond als bouwterrein worden aangemerkt. De naheffingsaanslag was terecht opgelegd. De verzuimboete ging wel van tafel omdat er sprake was van een pleitbaar standpunt.
Rechtbank Gelderland, 22 mei 2023 (gepubliceerd 31 juli 2023), ECLI (verkort): 2859