Gaat de fiscus akkoord met de verkoopprijs bij een transactie tussen een bv en haar directeur-grootaandeelhouder (dga), dan moeten deze laatste twee vervolgens niet te lang wachten met het afronden van de transactie. Anders zal een eventueel prijsverschil belast worden als verkapte winstuitdeling als de dga bevoordeeld wordt bij de transactie.
Een zaak voor Rechtbank Gelderland draaide om een bv die een aantal panden had. De bv wilde de panden verkopen aan haar dga en maakte in 2002 een afspraak met de Belastingdienst over de verkoopprijs van € 316.385. Uiteindelijk verkocht de bv de panden pas in 2005 aan de dga voor die prijs. De WOZ-waarde was toen echter al opgelopen naar € 497.640. En volgens een taxatie uit 2009 bedroeg de marktwaarde in 2005 zelfs al € 1.5 miljoen. De fiscus corrigeerde daarom de aangifte inkomstenbelasting van de dga, waarbij het verschil tussen de verkoopprijs en de marktwaarde als winstuitdeling (tool) werd aangemerkt. Dit was voor de dga aanleiding om naar de rechter te stappen.
In eerste instantie bestreed de dga de waardering van het pand. In een andere samenhangende zaak stelde de rechter de waarde van de panden vast op € 550.000 voor eind 2005. Daarmee bleef de vraag overeind over de dga over het verschil belast moest worden voor inkomsten uit aanmerkelijk belang. De inspecteur bleef namelijk bij het standpunt dat de bv de panden voor een te laag bedrag had verkocht aan de dga. De dga beriep zich echter op het vertrouwensbeginsel door te wijzen op de in 2002 verleende toestemming van de fiscus. Volgens de rechter hadden de bv en de dga echter te lang gewacht: om vertrouwen te kunnen ontlenen hadden ze de transactie binnen een redelijke termijn moeten afronden. Die termijn was volgens de rechter overschreden met de verkoop eind 2005.
Rechtbank Den Haag, 4 mei 2016, ECLI (verkort): 5186