Drie OR-leden ontvingen een persoonlijke waarschuwingsbrief van hun bestuurder, omdat ze zonder zijn medeweten contact hadden opgenomen met relaties van de organisatie. De OR-leden voelden zich vanwege hun OR-werk benadeeld in hun positie in de onderneming. De kantonrechter vond echter dat de OR-leden buiten hun WOR-bevoegdheden waren getreden en de bestuurder mocht de waarschuwingsbrief in de personeelsdossiers opnemen.
Toen drie OR-leden een waarschuwingsbrief van hun bestuurder ontvingen, besloten zij een kort geding aan te spannen tegen de bestuurder. Volgens de OR was er sprake van een benadelingshandeling volgens artikel 21 WOR en werd de OR beperkt bij het uitoefenen van zijn medezeggenschapsrechten. De bestuurder had de brief gestuurd omdat de OR-leden, zonder dat de bestuurder hier iets van af wist, relaties van de organisatie hadden benaderd. De stichting zou namelijk zijn subsidie verliezen en de OR-leden hadden met de relaties gesproken over de toekomst van de stichting zonder dit in het lopende medezeggenschapstraject te vermelden. Volgens de bestuurder was er een schending van de geheimhoudingsplicht volgens artikel 20 WOR en leverde dit zelfs een dringende reden voor ontslag op staande voet op. De OR-leden hadden de toekomstplannen van de stichting hiermee namelijk in gevaar gebracht.
Volgens de rechter waren de OR-leden buiten hun bevoegdheden volgens de WOR getreden. Er waren natuurlijk wel raakvlakken met het OR-werk, maar door de relaties te benaderen zonder medeweten van de bestuurder waren zij hun boekje te buiten gegaan. Een OR-lid mag dat lidmaatschap dus niet voorhouden om actie te ondernemen bij iets wat niet direct te maken heeft met de OR bevoegdheden. Dat is in strijd met goed werknemerschap. De rechter oordeelde dat de werkgever de grenzen en consequenties mocht aangeven en de waarschuwingsbrief werd dus in het personeelsdossier opgenomen.
Kantonrechter ’s-Hertogenbosch, 12 februari 2013, LJN: BZ5520