Het vele thuiswerken als gevolg van de coronacrisis dwingt veel werkgevers tot een herinrichting of zelfs verhuizing van hun organisatie. Zowel bij een interne als een externe verhuizing moet de bestuurder zijn plannen voorleggen aan de OR.
Bij een verhuizing kunnen verschillende rechten van de OR aan de orde zijn. Zo heeft de OR adviesrecht bij een wijziging van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent (artikel 25, lid 1f WOR). Bovendien heeft de OR instemmingsrecht bij een wijziging van de regeling voor arbeidsomstandigheden en dus ook bij een nieuwe RI&E (artikel 27, lid 1d WOR).
Wat de aanleiding voor een nieuwe werkplek ook is, zo'n verhuizing brengt nieuwe arbeidsomstandigheden met zich mee. Dat vraagt dus om een actualisatie van de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) (toolbox) en het bijbehorende plan van aanpak. Daarbij heeft de OR instemmingsrecht. De OR kan erop aansturen dat de bestuurder de RI&E herziet en laat actualiseren of aanvullen, voordat hij zijn plannen voor een (interne of externe) verhuizing defintief maakt. Het is immers van belang dat de bestuurder er alles aan doet om de werknemers een veilige werkplek te bieden.
Bij een wijziging van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent, heeft de OR adviesrecht. Verhuist de organisatie over een grotere afstand, dan zijn de gevolgen voor het woon-werkvereer van werknemers een bijzonder aandachtspunt voor de OR. Als de huidige reiskostenvergoeding niet volstaat om het nieuwe woon-werkverkeer te vergoeden, betekent dit dat werknemers er financieel op achteruitgaan. De OR kan de bestuurder in zo’n geval adviseren om een compensatieregeling te treffen, de kilometervergoeding te verruimen of om werknemers in werktijd te laten reizen. Zulke regelingen hebben vaak een afbouwkarakter. Zo kunnen werknemers aan de nieuwe situatie wennen en krijgen ze de kans om eventueel dichterbij de nieuwe locatie te komen wonen.
De OR doet er goed aan om bij een verhuizing op onder andere de volgende punten te letten: