Een kennisgroep van de Belastingdienst heeft meer uitleg gegeven over de hoe een hypotheek wordt gezien bij het bepalen van de zogeheten excessieve leningen. Uit de antwoorden blijkt dat directeuren-grootaandeelhouders (dga's) scherp op de regels moeten letten.
Dga's hebben sinds dit jaar te maken met een wet die excessieve leningen bij de eigen bv aanpakt. Schulden van dga's en andere houders van een aanmerkelijk belang boven een bepaalde grens zijn belast als inkomen in box 2 van de inkomstenbelasting. Die grens is € 700.000. De Belastingdienst zal eind dit jaar peilen hoe hoog de schulden zijn. Dga's die dan boven de grens zitten kunnen dus bij de aangifte inkomstenbelasting over 2023 een rekening verwachten.
Bij het bepalen van de hoogte van de schuld tellen heel veel leningen mee (infographic), dus ook bijvoorbeeld leningen aan de partner van de dga. Alleen leningen voor een eigen woning (tool) zijn uitgezonderd, als ze tenminste aan de voorwaarden voldoen. Leningen bij de eigen bv voor een woning die voor 2022 al bestonden zijn sowieso uitgezonderd. Ook leningen van 2023 of latere jaren kunnen buiten de telling vallen, maar alleen als de bv een recht van hypotheek heeft verkregen.
Over deze voorwaarden gaat de vraag die is voorgelegd aan een kennisgroep (artikel) van de Belastingdienst. Een ondernemer heeft een lening voor een eigen woning, die in 2019 is afgesloten. Per 1 januari 2023 heeft de ondernemer de lening overgesloten naar de eigen bv. Vraag is of voor deze lening voor een eigen woning ook de uitzonderingsregel geldt, omdat die immers in 2022 al bestond. Maar de kennisgroep concludeert dat de uitzondering alleen geldt voor dergelijke leningen die al vóór 2023 bij de eigen bv liepen. Voor de lening van deze ondernemer geldt de uitzonderingsregel dus in principe niet, tenzij de bv na het oversluiten een recht van hypotheek heeft verkregen. Zo niet, dan telt de lening dus gewoon mee voor de schuld van de dga.