Een directeur-grootaandeelhouder (dga) werkt voor de eigen bv, maar wil vaak voorkomen dat hij een dienstbetrekking heeft met die bv. Want dan moet de bv verplicht premies voor de werknemersverzekeringen gaan afdragen. Drie dga’s die dat dachten te ondervangen via een managementovereenkomst kregen bij de rechter nul op het rekest.
De dga heeft een bijzondere positie in de sociale zekerheid. Want hij staat op de loonlijst van de bv, maar is zelf ook de baas van die bv en dus werkgever. Over het gebruikelijk loon dat de dga voor zijn werk krijgt, moet de bv ook loonbelasting afdragen. Maar in principe géén premies voor de werknemersverzekeringen, zoals de WW.
Het wordt anders als de dga een ‘privaatrechtelijke dienstbetrekking’ heeft met de bv, vergelijkbaar met een werknemer in loondienst. In dat geval is de dga verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen en moeten er dus ook premies afgedragen worden. De dga kan dan alleen onder deze verplichting uitkomen als hij voldoet aan de regels uit de zogeheten ‘Regeling aanwijzing dga’. Eén van die regels is bijvoorbeeld dat de dga zelf over zijn ontslag kan besluiten.
Dat niet alle dga-situaties makkelijk in het wettelijke plaatje passen, blijkt ook weer uit een zaak voor de rechtbank in Arnhem. Die draaide om drie dga’s met een eigen beheer-bv. Die hielden op hun beurt weer ieder 26% van de aandelen in een werk-bv. Een vierde bv hield een belang van 22% in die werk-bv. Tussen de persoonlijke bv’s van de dga’s en de werk-bv was een managementovereenkomst gesloten. Daarin viel onder meer te lezen dat partijen ‘uitdrukkelijk niet beogen om een arbeidsovereenkomst aan te gaan’.
Maar de inspecteur was van mening dat er wel degelijk sprake was van een dienstbetrekking. De werk-bv zou dan ook premies werknemersverzekeringen af moeten gaan dragen voor de drie dga’s. De werk-bv ging in beroep tegen dat besluit van de inspecteur.
Ook de rechter was niet overtuigd van het verhaal van de dga’s. Er stonden namelijk bepalingen in de managementovereenkomst die de rechtbank toch meer aan een arbeidsovereenkomst deden denken. Zo was er een vergoeding per maand afgesproken en een 40-urige werkweek.
Ook kregen de dga’s bij ziekte hun vergoedingen een jaar lang doorbetaald en stond er een volgens de rechtbank ‘streng’ concurrentiebeding in de overeenkomst. Al met al wezen de voorwaarden volgens de rechter meer op een arbeidsovereenkomst dan op een overeenkomst van opdracht. De dga’s waren daarom inderdaad verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
Rechtbank Gelderland, 18 maart 2019, ECLI (verkort): 1115