A-G: ook Wet rechtsherstel box 3 niet acceptabel

21 september 2023 | Door redactie

Advocaat-Generaal (A-G) Wattel stelt in een advies aan de Hoge Raad dat ook de Wet Rechtsherstel box 3 discriminerend is en strijdig met het eigendomsrecht. De wet voldoet, behalve voor spaarders, niet aan zijn doel. Te veel verschillend vermogen wordt nog steeds tegen 1 tarief belast.

Ook de Wet Rechtsherstel box 3, die met terugwerkende kracht over 2017-2022 in werking is getreden na het vernietigende box 3-arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, is aan veel kritiek onderhevig. De zaak over de houdbaarheid van deze wet ligt nu bij de Hoge Raad. De A-G van de Hoge Raad heeft onlangs een advies hierover uitgebracht.

Schending van dicriminatieverbod en eigendomsrecht

De A-G heeft in het advies aangegeven dat de Wet rechtsherstel box 3 bezitters van ander vermogen dan spaargeld nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt omdat ook in deze Wet zeer verschillend renderende of negatief renderende beleggingen belast worden naar één uniform positief rendement.
In deze zaak gaat het om een belastingplichtige die in 2018 geen box 1-inkomen had en samenleefde met een mevrouw. Zij hadden naast een hypotheekvrije eigen woning ook nog drie woningen met een gezamenlijke waarde van € 699.380. Het totale saldo van hun bankrekeningen op 1 januari 2018 bedroeg € 646.294. Zij hadden ook nog een aandeel in twee VvE's van in totaal € 15.368 en een vordering op een derde van € 34.701. De inspecteur legde aan het stel elk een aanslag IB 2018 op naar een voordeel uit sparen en beleggen van € 8.068 (30% van € 26.895). Het echtpaar ging in beroep en stelde dat de box 3-heffing in strijd was met artikel 1 van het EVRM en dat sprake was van een individuele en buitensporige last. Het gerechtshof gaf het stel gelijk. Daarop ging de staatssecretaris in cassatie. De A-G geeft in het advies aan dat de wet discrimineert en strijdig is met het eigendomsrecht. Voor spaarders werkt de Wet Rechtsherstel box 3 goed maar voor de overige vermogensbestanddelen moet naar het feitelijk nettorendement worden gekeken en niet met een forfait worden gewerkt.

Terugverwijzing naar feitenrechter

De A-G adviseert de Hoge Raad daarom de zaken terug te wijzen naar de feitenrechter om het feitelijke nettorendement op het totale vermogen te bepalen. Als het verschil met het wettelijke rendement binnen de te formuleren tolerantiemarge blijft moet het verwijzingshof de hoger beroepen afwijzen, hoezeer het feitelijke nettorendement op enig specifiek vermogensbestanddeel mogelijk ook lager was dan het wettelijke rendement op dat specifieke bestanddeel. Als dat verschil buiten die tolerantiemarge valt, moet het verwijzingshof de box 3-grondslag verlagen naar het werkelijke rendement.
Parket bij de Hoge Raad, 18 september 2023, ECLI (verkort): 655

Bijlagen bij dit bericht